ware eye-opener. Slechts weinig mensen wisten
dat er halverwege de negentiende eeuw Zeeuwen
naar Brazilië waren vertrokken, laat staan dat
hun nakomelingen nog steeds een zwaar bestaan
hadden. De journalist Rein van der Helm, die in
1978 een bezoek bracht aan deze vergeten Zeeu
wen, werd met de neus op de feiten gedrukt toen
hij uit hun mond uitspraken hoorde als: "Ik heb
mijn leven lang gewerkt en het is alleen maar
achteruitgegaan" en "As vaoder en moeder me
noe zag'n zitt'n zoen ze ard blèten."
Is de studie van Buysse de bewerking van een
doctoraalscriptie waarin systematisch onderzoek
is verricht naar de integratie en identiteit van de
verschillende bevolkingsgroepen in Holanda, het
boek van Roos en Eshuis is een sterk anekdotisch
en weinig gestructureerd verhaal, waarin de
belevenissen van de Zeeuwse landverhuizers
worden verteld. We lezen over de economische
crises in het neg'entiende-eeuwse Zeeland die vele
landarbeiders en kleine ambachtslieden ertoe
bracht in Amerika hun geluk te beproeven.
Agentschappen, die voor de Braziliaanse regering
naarstig op zoek waren naar blanke kolonisten
uit Europa, beloofden de Zeeuwse landverhuizers
gouden bergen. Eenmaal in Brazilië aangekomen
wachtte hun echter een bittere teleurstelling:
geen ontgonnen grond, maar een stuk oerwoud;
geen comfortabel huis, maar een hut met palm
bladeren als dak. In plaats van een eigen stuk
land, moesten de landverhuizers als semi-horig'en
werken op de landerijen van een plantagehouder
die de kolonisten als slaven behandelde. Een
Duitse arts beschreef in 1859 de misère waarin
een Zeeuwse familie verkeerde: "Moeder Cornelia
Koole zat in zichzelf gekeerd met drie kinderen in
haar rancho. Bij mijn binnentreden in haar
huisje, als je dat ding zo noemen mag, werd er
van mij en van mijn begeleider geen enkele noti
tie genomen Ze vertelde mij in een vlaag van
woede over het verdriet dat haar was overkomen,
hoe vier van haar zeven kinderen wegens gebrek
aan voldoende eten gestorven waren, kinderen
van vier, zes, zeven en tien jaar, en hoe dat ook
nog bij een andere vrouw zo gegaan was. In min
dere mate was dit de meeste families overkomen."
Op steun van de Braziliaanse autoriteiten hoefden
ze niet te rekenen en ook vanuit Nederland werd
geen hulp geboden. Integendeel, de Nederlandse
regering vond zelfs dat de kolonisten het onheil
"geheel aan zich zelve hadden te wijten".
Het boek staat vol met dit soort verhalen,
waarin de bittere armoede van de Zeeuwen wordt
beschreven en de dagelijkse strijd die ze moesten
voeren om het hoofd boven water te houden. Tot
de eeuwwisseling bleef de gemeenschap gesloten,
met het gevolg dat de Zeeuwse identiteit lange
tijd behouden bleef. Pas vanaf 1900 kwam hierin
verandering door gemengde huwelijken met Afri
kanen en (nakomelingen van) Duitse kolonisten.
Weliswaar is er een einde gekomen aan de
nijpende armoede waarin de vroegere emigranten
verkeerden, hun nakomelingen leiden nog steeds
een marginaal bestaan. Voor sommigen is de ver
leiding om terug te keren naar het land van hun
voorouders dan ook groot. Marcelina Lauret,
nakomeling van Johan Lauret die als kind met
zijn ouders in 1860 uit Retranchement was ver
trokken, vertelt dat ze door een advertentie in
een toeristengids in 2003 naar Europa was gelokt.
Ze tekent een contract, stapt met de kinderen in
het vliegtuig om op de plek van aankomst, Schip
hol, tot de conclusie te komen dat ze bedrogen is:
geen geld, geen werk, niets.
Werden vóór 1860 mensen uit Europa geron
seld om naar Amerika te komen, tegenwoordig
doen de ronselaars hun werk in de omgekeerde
richting.
Voor wie van boeiende verhalen, aardige
anekdotes en mooie foto's houdt én iets te weten
wil komen over het leven van de Zeeuwse emi
granten in Brazilië, is dit fraai uitgevoerde boek
een aanrader. Wie iets meer lijn en historische
diepgang zoekt, kan beter terecht in het boek van
Frans Buysse dat echter alleen nog maar in de
bibliotheek of een antiquariaat beschikbaar is.
Albert L. Kort
156
Boekbesprekingen