lEHiJEEö
muur tussen de Noordhavenpoort en de Nobel-
poort openbaar verkocht, onder voorwaarde dal
de koper deze zou slopen en het terrein egalise
ren. Dat leverde 900 gulden op. Samen met de
verkoop van de 250 bomen, waarvoor men zeven
tot achthonderd gulden hoopte te ontvangen,
dekte dit een deel van de kosten van een nieuw
wandelpark.8
De stadsarchitect Adriaan Ribbe sr. stelde nog
een rapport op over de toestand van de wal, en
dat bood alle reden tot zorg. Over het stuk muur
tussen de Noordhavenpoort en de Nobelpoort
merkte Ribbe op dat "de sinds jaren bij gedeeltens
omgevallen stukken muure door eenen aarden
wal [waren] gedekt en aan de binnenzijde der
vest getaludeerd". Door de druk van dat talud
waren de oude resten van de muren verzakt. Voor
herstel zou het nodig zijn om ze helemaal te slo
pen en vanaf het fundament opnieuw op te bou
wen.
Hij voegde eraan toe: "nog ongeveer 100 Ned.
ellen lengte muur is er rondom de wallen bij
gedeelten blijven staan welke eene gemiddelde
hoogte van 5 ellen hebben, van welke gedeeltens
ruim 2/3 zoo slecht en bouwvallig is dat tot voor
koming van ongelukken eene herstelling hoogst
noodzakelijk is."9 Dat zou de stad echter al gauw
12.000 gulden gaan kosten en dat geld was niet
beschikbaar. Het plan om een park op de wallen
in te richten, kwam dus op het goede moment.
Walplantsoenen
Wandelwegen op de stadswallen waren geen
nieuw verschijnsel. De stedelijke verdedigings
werken werden ook voor recreatie gebruikt: soms
waren er particuliere tuinen op aangelegd, soms
ook lagen er paden waarlangs de stedelingen kon
den wandelen. Zo beschikte Sneek al vroeg in de
achttiende eeuw over een soort openbaar wandel
park op de stadswal. In Groningen werden de
hoge stadsmuren in die tijd eveneens als wandel
pad gebruikt, evenals de bolwerken van Heus-
den.10
Veeleer waren het echter de wegen langs de
buitenzijde van de gracht waarlangs op mooie
dagen de bevolking flaneerde. Veel steden had
den een dergelijke singel, waarlangs vaak ook
herbergen, tuinen en kleine buitenplaatsen lagen.
In het begin van de negentiende eeuw raakten
de verdedigingswerken rond vele steden buiten
gebruik en konden de gemeentebesturen beschik-
"Zeer bevallige wandelingen"
123