zeeland 19.1
vrijhandel op Afrika goed gedocumenteerd. De
archieven van Middelburgsche Commercie Com
pagnie (MCC) en van de Rotterdamse handels
firma Coopstad en Rochussen, de twee grootste
Nederlandse slavenhalers uit de vrijhandelsperi
ode, zijn bijvoorbeeld bewaard gebleven. In 195I
Monogram van de Middelburgsche Commercie Compagnie.
Zeeuws Archief.
inventariseerde W.S. Unger, archivaris van het
toenmalige Rijksarchief in Zeeland, het unieke
MCC-archief.30 Als geen ander onderkende hij het
historisch belang daarvan en schreef: "Het
archief van de Middelburgsche Commercie Com
pagnie, vrij volledig bewaard, bevat over de
negerhandel een materiaal, enig in ons land en
zeldzaam in de wereld."31 Begrijpelijk dat hij als
een van de eersten over deze Zeeuwse slavenhan
delaar publiceerde.32
De in 1720 opgerichte MCC was een initiatief
van een groep Middelburgse kooplieden met grote
belangen in de risicovolle scheepvaart, zoals
kaapvaart en smokkelhandel. Met kaapvaart
heeft de organisatie zich nauwelijks ingelaten.33
Met de Atlantische handel daarentegen volop. In
dat opzicht kan de MCC wel getypeerd worden als
de georganiseerde en gelegaliseerde voortzetting
van de illegale goederen- en slavenhandel op
West-Afrika.34
In 1732 rustte de Compagnie het Hof van Zee
land uit voor een driehoeksreis naar Afrika en
Curasao. Deze eerste slavenreis bracht het bedrijf
niet de gehoopte winst en kreeg voorlopig geen
vervolg. In 1740 werd de slavenhandel hervat en
kwam toen op gang. Pas in de tweede helft van
de achttiende eeuw is sprake van een echte sla-
vencompagnie.35 In totaal heeft de MCC 113 sla
venschepen uitgereed die ongeveer 32.200 slaven
vanuit Afrika hebben geëxporteerd. Daarnaast is
de Compagnie ook bij de tussenhandel betrokken
geweest.36
Naast de MCC participeerden meerdere
Zeeuwse rederijen in de slavenhandel, vooral uit
Vlissingen. Sommige van deze firma's hadden
slechts één schip in de vaart, andere meerdere. Zo
reedden de Vlissingse kooplieden Jan Swart ft
Zoon in de loop der tijd twaalf verschillende sla
venschepen uit. Samen maakten die 63 reizen,
waarbij ruim 19 duizend slaven uit Afrika wer
den geëxporteerd. Andere belangrijke Vlissingse
slavenhandelaren waren Jan van der Woordt en
Abraham en Adriaan Kroef. Deze drie kooplieden
waren verantwoordelijk voor zeventig driehoeks-
reizen, waarmee 21 duizend slaven werden ver
voerd.37
In 1990 verscheen de baanbrekende studie
van Johannes Postma, waarin 839 achttiende-
eeuwse slavenreizen van Nederlandse vrijhande
laren worden vermeld. Een meerderheid had een
Zeeuwse herkomst. Omdat Postma de reisduur als
criterium heeft gehanteerd, werden alle Atlanti
sche scheepsreizen naar Afrika automatisch als
slavenhalers aangemerkt als de reis langer dan
dertien maanden duurde.38 Latere studies hebben
echter aangetoond dat een deel daarvan voor de
bilaterale handel op Afrika was uitgereed en ten
onrechte als slavenhaler is aangemerkt.39 Postma
heeft de kritiek ter harte genomen en het aantal
slavenreizen in 2003 gecorrigeerd.40
In de Database staan nu ruim zevenhonderd
Nederlandse slavenreizen vermeld die tussen
1730 en 1863 zijn uitgereed. Daarvan vertrok
ongeveer 70 procent uit het Zeeuwse gewest. In
een recente publicatie wordt 77 procent genoemd,
maar dit is waarschijnlijk nog op verouderde
inzichten gebaseerd."
Aan het eind van de achttiende eeuw nam de
weerstand tegen de slavenhandel toe. Vooral in
Engeland was een sterke abolitionistenbeweging,
die er in 1807 in slaagde de slavenhandel verbo
den te krijgen. Door middel van verdragen wisten
de Engelsen andere Europese landen te bewegen
het Britse voorbeeld te volgen. Op 13 augustus
1814 vaardigde Willem I een Koninklijk Besluit
uit waarin de slavenhandel werd verboden. Toch
zou het nog tot 1863 duren voordat de slavernij
feitelijk werd afgeschaft.42
Zeeuwen en de slavenhandel