Voor het officiële verbod liep de Nederlandse
slavenhandel al grotendeels ten einde. De laatste
driehoeksreis van de MCC vond in 1803 plaats.
Na ondertekening van het Nederlandse verdrag
tegen de slavenhandel heeft nog slechts een
handvol slavenhandelaren onder Nederlandse
vlag gevaren.
Winstgevendheid
Uit onderzoek is gebleken dat de winstmarges in
de slavenhandel betrekkelijk laag waren. Voor de
WIC was dat de reden de slavenhandel al voor
1740 te staken. Ook bij de MCC leverden slechts
zes op de tien slavenuitredingen enige brutowinst
op. De werkelijke winst lag lager, want allerlei
'overheadkosten', zoals salarissen voor bestuur
ders en administratieve kosten, gingen daar nog
van af. Ook bij andere Zeeuwse rederijen was
soms sprake van grote verliezen." Desondanks
bleef de slavenhandel bestaan en daar moet een
verklaring voor zijn.
In de zeventiende en achttiende eeuw was
partendeling binnen de scheepvaart een gangbare
vorm van ondernemen. Daarbij waren de bouw
van het schip, de financiering van de uitrusting
en de lading in handen van meerdere personen.
Deze partenreders stonden doorgaans in nauwe
relatie tot de directie of de bouw en exploitatie
van het schip en werden voornamelijk geleid
door indirecte voordelen die zij aan hun aandeel
houderschap hoopten te ontlenen. Zo was het
gebruikelijk dat de participerende kooplieden de
"praeferentie" kregen boven andere leveranciers,
mits zij niet meer voor hun goederen of diensten
verlangden dan anderen.'" Zodoende konden
investeringen van de afzonderlijke participanten
batige saldi opleveren bij geringe bedrijfswinst.
De Middelburgse koopman Jan Wijbo inves
teerde tussen 1745 en 1756 bijvoorbeeld in zes
slavenreizen met het Zeeuwse schip Maria
Jacoba. De rederijdirectie was in handen van zijn
schoonzoon Andries van der Poest, wijnkoopman
te Middelburg. Slechts drie slavenreizen werden
met winst afgesloten. Uit de administratie van
Wijbo blijkt verder dat hij belangen had in de
Middelburgse buskruitmolen De Eendracht.45
Buskruit en vuurwapens behoorden tot de
belangrijkste exportproducten voor de Afri
kaanse handel. Bij de MCC bestond bijvoorbeeld
34 procent van de geëxporteerde koopwaar
bestemd voor de driehoekshandel uit militaire
goederen.46 Omdat voor de buskruitexport ver
gunningen noodzakelijk waren, weten we dat
Maria Jacoba aanzienlijke hoeveelheden buskruit
voor de slavenhandel heeft uitgevoerd.47
Een vergelijkbare belangenconstructie treffen
we aan in de journalen en grootboeken van
Daniël Radermacher. Deze Middelburgse regent
en bewindhebber van de VOC had niet alleen
scheepsparten in vijf verschillende slavenhalers,
maar bezat daarnaast aandelen van onder meer
de eerder genoemde buskruitmolen De Eendracht,
de MCC, de Assurantie Compagnie en verschil
lende lijnbanen.48
Daarnaast bestond er een aanzienlijke groep
van indirect belanghebbenden bij de slavenhan
del. Daartoe behoorden bijvoorbeeld de Zeeuwse
kooplieden die West-Indische plantages in hun
bezit hadden. Van oudsher hadden Zeeuwen
nauwe banden met de 'Wilde Kust', het kustgebied
tussen de rivieren Orinoco en Amazone. In de
achttiende eeuw was vooral de handel op de kolo
nies Essequebo en Demerary een typisch Zeeuwse
Overzicht van slavenexport uit Afrika door (getraceerde) Nederlandse schepen, 1595-1863
WIC
lorrendraaiers
vrijhandel
totaal
Zeeuws
overige
totaal
Zeeuws overige totaal
Zeeuws overige
totaal
Zeeuws
overige
totaal
1595-1620
2.860
2.860
2.860
2.860
1621-1650
7.046
24.692
31.738
7.046
24.692
31.738
1651-1674
8.867
80.397
89.264
8.867
80.397
89.264
1675-1730
46.497
113.839
160.336
44.586 14.864 59.450
91.083
128.703
219.786
1731-1863
6.475
15.853
22.328
155.032 66.441
221.473
161.507
82.294
243.801
totaal
68.885
234.781
303.666
44.586 14.864 59.450
155.032 69.301
224.333
268.503
45.7%
318.946
54.3%
587.449
100%
Bronnen: Trans-Atlantic Slave Trade DatabasePaesie, Lorrendrayen op Africa.
1 o Zeeuwen en de slavenhandel