op Noord-Beveland werd nadien niets meer ver
nomen.5 Hij betichtte dan wel de Brabanders van
dronkenschap, de lidmaten van dominee Amijs
lieten zich ook niet onbetuigd. Na elke rondgang
door de gemeente voorafgaand aan de viering van
het Heilig Avondmaal moest de kerkenraad beslui
ten diverse leden van het avondmaal af te houden,
waarbij veelvuldig drankmisbruik de hoofdmoot
voor de censuur vormde, naast zaken als kijven,
schelden en kwaadspreken en voortijdig het ech
telijk bed beklimmen. Marcus Boeren ontkwam er
ook niet aan.
In juli 1727 gonsde het van de geruchten in
Kortgene. Vanzelfsprekend kwamen die de predi
kant ook ter ore. Hij vond ze dermate schokkend
dat hij in de vergadering van de kerkenraad de
zaak aan de orde stelde, namelijk het verwekken
van kinderen door een gehuwde man bij twee
andere vrouwen, maar hij volstond in eerste
instantie met het vermelden van letters in plaats
van namen in de notulen. De daarop volgende
vergadering namen de ouderlingen en diakenen
toen het verslag werd voorgelezen daar geen
genoegen mee en moest de dominee de werkelijke
namen onthullen. Kaatje Calloo bleek de beschul
digingen te hebben geuit. Zij had Marcus Boeren
aangewezen als de dader. Van de twee vrouwen
die zwanger van hem zouden zijn had de ene,
Marij Heijmans, al een kind gebaard dat sprekend
op de schoolmeester leek, aldus Kaatje. De andere
was Janna Nele. Beide dames waren gehuwd.
Het leidde tot onverkwikkelijke taferelen,
zoals boze echtgenoten en welles-nietesdiscussies.
Boeren, die naar we aannemen alles categorisch
ontkend moet hebben, deed het verstandigste wat
hij kon doen. Of hij een dringend advies van de
kerkenraad heeft gekregen om weg te gaan, ver
meldt de historie niet. Hij nam ontslag als school
meester, voorzanger en koster en vertrok in juni
1728 naar een nieuwe standplaats, namelijk
Colijnsplaat.
In Colijnsplaat
Boeren kwam in Colijnsplaat in de plaats van
meester Anthony Genn, die overleden was. Zijn
verkiezing was niet van een leien dakje gegaan.
Dat had alles te maken met competentiegeschillen
tussen de kerkenraad en vooral de predikant,
Hermannus van Luinen, aan de ene kant en het
burgerlijk gezag in de persoon van schout B.
Anemaet aan de andere kant. Boeren was
benoemd door het collegium qualificatum als
schoolmeester en voorzanger, maar zijn benoe
ming was vervolgens in formele zin gedaan door
de ambachtsvrouwe, prinses Maria Louise van
Hessen-Kassei, de weduwe van de overleden stad
houder Willem Friso, die eigenaresse was van de
heerlijkheid. In die benoemingsakte was vermeld
dat Boeren was aangesteld als schoolmeester,
voorzanger en koster. Dat laatste werd door domi
nee Van Luinen betwist omdat het vergeven van
het kosterschap een bevoegdheid was van de ker
kenraad, die ook zorgde voor het traktement dat
aan die functie verbonden was. Van Luinen scha
kelde de classis Walcheren in, die kort tevoren de
benoeming van Boeren als schoolmeester en
voorzanger had goedgekeurd. De classis wees de
predikanten Van Hemert, Beukelaar en Plevier
aan om nader onderzoek te doen. Uit het rapport
dat zij op 2 september 1728 aan de classis uit
brachten, bleek dat de dominees alle betrokkenen
hadden gehoord, maar ook dat er tegenstrijdige
verklaringen waren afgelegd. De twee gedepu
teerden van de overheid en een ouderling ver
klaarden dat het collegium qualificatum Boeren
had benoemd als schoolmeester, voorzanger en
koster. Dominee Van Luinen en vier kerkenraads
leden verklaarden daarentegen dat Boeren alleen
als schoolmeester en voorzanger was benoemd.
De verwarring was ontstaan doordat de predikant
niet staande de vergadering een akte van benoe
ming had opgemaakt. Uit het rapport bleek ook
dat de stemmen staakten tussen Boeren en Pieter
du Flo. Daarna was besloten te loten, waarbij
Boeren de gelukkige werd. Boeren zelf leek niets
te verwijten. Hij had zich met een verzoekschrift
tot de prinses gewend om een benoemingsakte en
op advies van de raadsheer Huijgens om de drie
functies verzocht. Uit het rapport bleek ten slotte
dat in ieder geval een deel van de kerkenraad er
niet van op de hoogte was dat de predikant zich
tot de classis zou wenden. Op voorstel van de drie
dominees besloot de classis de prinses te verzoe
ken de akte in te trekken omdat daaruit zou blij
ken dat Boeren was aangesteld als voorzanger en
koster, beide kerkelijke ambten waarover zij geen
zeggenschap had. Als dan tegelijkertijd de ker
kenraad Boeren tot koster zou aanstellen, was
daarmee de zaak afgedaan. Zo gemakkelijk ging
dat echter niet. De prinses, die zich in deze zaken
liet bijstaan door haar raad en rekenkamer, ging
Tumultueus leven
21