niet op het verzoek in en er volgde veel heen-en-
weer-geschrijf.
De zaak escaleerde danig omdat schout Ane-
maet de sleutels van de kerk uit het huis van de
overleden schoolmeester had gehaald en die aan
Boeren ter hand had gesteld. Ook had hij de
doodskleden, die eigendom van de diaconie
waren en verhuurd werden om over de lijkkisten
te leggen, aan Boeren gegeven om die, zoals zijn
voorganger, te beheren. De kerkenraad en in het
bijzonder dominee Van Luinen was over dit
eigenmachtig optreden ernstig gepikeerd. Vele
verwijten liet de predikant in scherpe bewoordin
gen uit zijn pen vloeien aan het adres van de
schout en de rentmeester, die eveneens nauw bij
de zaak betrokken was. Als gevolg van deze ont
wikkelingen kon Boeren zijn traktement als voor
zanger, dat betaald werd door de rentmeester van
de geestelijke goederen, niet in ontvangst nemen.
Vooral niet omdat dominee Van Luinen zijn
medewerking weigerde aan het opstellen van het
daarvoor bestemde stuk. Dat Van Luinen zijn
hand overspeelde, bleek al snel toen de classis
door de drie predikanten nader onderzoek liet
verrichten. In het verleden was het tot tweemaal
toe voorgekomen dat het collegium qualificatum
en niet de kerkenraad de koster benoemde.
Bovendien liet Van Luinen zich in dermate sma
delijke termen tegenover de classis uit dat deze
daarmee geen genoegen nam. De classis wenste
daarom de predikant van Colijnsplaat een
"behoorlijke bestraffing" te geven en bovendien
moest deze vergiffenis vragen voor zijn beledi
gende uitdrukkingen. De dominee begreep maar
al te goed dat hij te ver was gegaan en beloofde
dan ook zijn ambtsbroeders met respect te zullen
behandelen. Ook de kerkenraadsleden beloofden
zich te onderwerpen aan het gezag van de classis.
Zij moesten ervoor zorgen dat Boeren zijn trakte
ment als voorzanger zou krijgen. Daarop liet Boe
ren zich horen. Hij stond erop om ook het volle
traktement als koster te ontvangen over de peri
ode waarin hij daarvoor niets had gedaan.
Opnieuw moest het drietal predikanten proberen
de zaak in der minne te schikken. Dat lukte
inderdaad. Het was inmiddels 1731 geworden,
driejaar na de benoeming van Boeren. Het laat
zich raden dat de onderlinge verhoudingen ern
stig waren bekoeld en de latere problemen zijn in
ieder geval voor een deel terug te voeren op dit
onderling gekibbel.'1
Een nieuwe dominee
Hoe het de schoolmeester vanaf 1728 verging,
weten we niet. Op basis van summiere gegevens
uit een latere periode weten we dat hij in de peri
ode van 1733 tot 1747 regelmatig onder censuur
stond wegens openbare dronkenschap en vecht
partijen/' De komst van de nieuwe predikant
Michaël van den Vondel, proponent tot de Heilige
Dienst in de classis Walcheren, zou veel op
scherp zetten. De vorige predikant, Hermannus
van Luinen, vergrijsd in zijn dienst te Colijnsplaat
en met verdiend emeritaat gegaan, had alles zeker
niet op zijn beloop gelaten, maar ook hier gold:
nieuwe bezems vegen schoon. Van den Vondel
deed op 25 juni 1747 intrede met een preek over
Amos 7, vers 14 en 15.
Een van de eerste besluiten die de kerkenraad
na de intrede van Van den Vondel nam, ging over
het onderwijzen van de nieuwe lidmaten.
Nadrukkelijk bepaalde men, met instemming van
het burgerlijk bestuur, dat alleen de predikant
belijdeniscatechisatie kon geven. Dat zou van de
kansel worden bekendgemaakt. Misschien had
men hier de bestrijding van enkele piëtistische
stromingen op het oog, die zich manifesteerden
en die feitelijk door hun aan de dag gelegde
vroomheid een 'kerkje in de kerk' vormden. Wel
licht ging het ook om één of enkele personen die
tevens godsdienstonderwijs gaven.
Het wordt ook duidelijk dat het al heel snel
niet boterde tussen de dominee en de meester,
maar dat had te maken met de aan de meester
opgelegde censuur. Al in 1733 had de meester
blijk gegeven van verregaande dronkenschap,
met vechtpartijen, waarvoor hij door het gerecht
van Kortgene gevangen was genomen. In 1736
had hij weer eens voor het gerecht van Colijns
plaat moeten verschijnen. Hij moest zich verant
woorden over de verspreiding van schotschriften
in het dorp. Onverlaten hadden "verscheyde
schandaleuse en faamrovende libellen" onder de
voordeur van de pastorie geschoven en in de
armenbus in de kerk gestopt. Maar Boeren ver
klaarde van niets te weten. In 1745 had hij een
keer, dronken, achter de voorlezerslessenaar
gestaan, wat niet weinig commotie in de kerk had
gegeven. Hij moest zich in dat jaar ook voor de
schepenen verantwoorden voor openbare dron
kenschap. Op zondag 12 november 1747 was hij
de hele dag dronken geweest en had hij zijn
22
Tumultueus leven