denken, toen ik op bladzijde 43 de foto van een
Duitse soldaat zag die was ingekwartierd bij een
gezin in de Lange Vorststraat in Goes. We zien
een lachende soldaat van de Wehrmacht die zijn
hand legt op de schouders van een lachend
Nederlands kind dat, evenals de soldaat, recht in
de lens van de camera kijkt. Ook de overige
gezinsleden lijken in hun nopjes met hun kost
ganger. Een aardige foto, maar een historicus kan
er weinig mee zolang hij niet weet door wie, wan
neer en met welk doel de foto is gemaakt. Is het
een familiekiekje bedoeld voor het familiealbum?
Gaat het om 'gewone' Nederlanders die van de
nood van gedwongen inkwartiering een deugd
maken? Betreft het NSB'ers die hun aanhanke
lijkheid jegens de nazi's betuigen? Of is de foto
een voorbeeld van Duitse oorlogspropaganda,
bedoeld om de innige band tussen het Duitse en
Nederlandse volk te laten zien?
Deze kritiek neemt niet weg dat we te maken
hebben met een waardevol en buitengewoon fraai
geïllustreerd boek. De verscheidenheid aan bron
nen, grotendeels ontleend aan niet eerder gepu
bliceerd archiefmateriaal, maakt het werk tot een
ware Fundgrube voor iedereen die is geïnteres
seerd in het dagelijks leven in oorlogstijd. Zowel
vakhistorici als scholieren kunnen er veel van
hun gading in vinden.
Albert L. Kort
Korte aanvulling op de recensie over het Cartula-
rium van de heren van Veere uit het geslacht van
Borsele 1282-1481, 1555, onder red. van I.P. Back
e.a.; eindred. P.A. Henderikx, Hilversum 2007,
verschenen in dit tijdschrift, jaargang 18 nr. 4,
p. 152-155.
Recensies schrijven is een kunst, die men meestal
niet een-twee-drie onder de knie heeft. En zelfs
als men al heel wat ervaring hiermee heeft opge
daan, dan kan het nog wel eens voorkomen dat er
iets misgaat zonder dat de recensent er iets aan
kan doen. Voor de auteur(s), die zoveel tijd en
moeite aan hun werk hebben besteed, is dat dan
wel een erg sneue zaak.
Zo'n ongelukkige samenloop van omstandig
heden heeft zich nu ook voorgedaan bij mijn
bespreking van bovengenoemd Cartularium. Het
betreft mijn lezing van een zin die grammaticaal
op twee manieren kan worden gelezen. Die zin
staat in een regest (nr. 3 van 2 februari 1348),
waarin Wolfert III en Klaas van Borsele overeen
komen, met toestemming van de parochiepriester
van Zanddijk, dat te Veere een parochiekerk zal
worden gesticht, waarvan de parochie van die van
Zanddijk zal worden afgesplitst. Door mij is, zoals
in de recensie wordt vermeld, dit aldus gelezen dat
de parochie Zanddijk van de parochie Veere zal
worden afgesplitst. Na lezing van de hele tekst van
de oorkonde signaleerde ik dat dit een verkeerde
weergave is van wat er in de oorkonde staat.
Na het verschijnen van de recensie in het
nummer van het tijdschrift, kreeg ik een onge
ruste mail van de eindredacteur, die mij erop
attendeerde dat hij deze, mijn lezing niet bedoeld
had. Integendeel, een nieuwe parochie Veere
wordt afgescheiden van de parochie Zanddijk,
precies zoals in de oorkonde staat. Inderdaad, zo
kan men de zin ook lezen en deze lezing is die
welke de samensteller(s) voor ogen had(den).
We hebben hier dus te maken met een klassiek
voorbeeld van een zin die grammaticaal op twee
manieren kan worden gelezen. De eindredacteur
schreef mij dat dit soort gevallen de typische val
kuilen zijn waarmee oorkondenboekencommissies
soms te maken krijgen en waarvoor zij de bewer
kers proberen te behoeden. Het luistert nauw,
want een regest, dat een korte samenvatting van
de inhoud van de oorkonde moet geven, mag
eigenlijk niet voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn.
Helaas, nu is er één valkuil in blijven zitten. Het
spijt me zeer dat ik als recensent daar in gevallen
ben en met deze Korte Aanvulling hoop ik weer
uit die kuil gekropen te zijn. Het zou erg jammer
zijn als mijn lezing voortaan als norm zou gel
den. Dat is niet de bedoeling.
Piet Leupen
40
Zeeuwen en de slavenhandel