am
ofwel 22,2 procent. Dat betekent dat ongeveer
zevenduizend slaven op Zeeuwse rekening staan.
Zie het overzicht van slavenexport elders in dit
artikel.
Slavenhandel Eerste WIC, 1651-1674
Na een kostbare strijd kwam in 1654 een eind aan
het Braziliaanse avontuur. De slavenhandel had
zich ondertussen naar de Spaanse koloniën in
Amerika verplaatst, waarbij het Caribische eiland
Curasao als open slavenmarkt fungeerde. Van
daar werden planters op het Zuid-Amerikaanse
vasteland en omringende Franse en Engelse
eilanden van slaven voorzien. In 1662 sloot de
WIC subcontracten met asientistas, kooplieden
die het asiento of contract in handen hadden om
slaven aan de Spaanse koloniën te leveren. Door
de strijd in Brazilië was de Compagnie echter
financieel uitgeput en niet in staat om slaven
schepen uit te reden. Om toch aan haar verplich
tingen te kunnen voldoen, deed ze een beroep op
externe kapitaalverschaffers. Daarbij sloot de
WIC slavencontracten af met particuliere rede
rijen, waarin afspraken over winstdeling waren
vastgelegd.16
Op basis van notarieel onderzoek, uitgevoerd
door Franz Binder en Ruud Koopman, is komen
vast te staan dat vooral Hollandse kooplieden
zich met de slavenhandel hebben ingelaten. Tus
sen 1651 en 1674, het jaar waarin de WIC door
haar slechte financiële positie werd ontbonden en
de Compagnie een doorstart maakte, werden ver
uit de meeste slavenschepen door particulieren
uitgerust. Van de ruim 270 getraceerde slaven
schepen waren er slechts 45 door of in samenwer
king met de WIC uitgereed. Volgens de Database
werden in die periode circa 90 duizend slaven
door Nederlanders uit Afrika verscheept. Daarvan
was slechts tien procent uit het Zeeuwse gewest
afkomstig. Zie daarvoor het eerder genoemde
overzicht elders in dit artikel.
Onder de door Binder en Koopman getraceerde
slavenhalers zaten ook illegale goederen- en sla
venhalers. Lorrendraaierij, zoals deze vorm van
smokkelhandel destijds werd genoemd, was ver
boden. Voor een effectievere bestrijding lieten de
Staten van Zeeland de 'Placaten teghen de Lor-
rendrayers op de cust van Africa varende' in
1657 aanscherpen.17 Om smokkelaars niet in de
kaart te spelen, achtte de Zeeuwse kamer van de
WIC het niet raadzaam met particuliere schepen
te varen. Toch heeft ook zij contracten met rede
rijen afgesloten. Vooraanstaande Zeeuwse koop
lieden met belangen in de West, zoals Lampsins,
Snouck, Van Rhee, Boudaen Courten en Verpoor
ten, hebben in de slavenhandel geparticipeerd.1"
Vermoedelijk hebben Zeeuwen in die periode een
groter aandeel in de slavenvaart gehad. Onder
zoek wordt echter bemoeilijkt omdat de bombar
dementen op Vlissingen en Middelburg, in res
pectievelijk 1809 en 1940, grote gaten geslagen
hebben in het onvervangbare Zeeuwse bronnen
materiaal. Door het verlies van het notariële
archief, waar Binder en Koopman elders in het
land zo veel gegevens uit hebben geput, zal een
vaststelling van het aantal Zeeuwse slavensche
pen slechts bij benadering mogelijk zijn.
Tweede WIC en lorrendraaiers, 1674-1730
Op 8 augustus 1730 werd het grondig herziene
octrooi van de West-Indische Compagnie (WIC)
voor een periode van dertig jaar verlengd. Van
het eens zo uitgebreide handelsmonopolie van de
WIC resteerde weinig. Slechts een beperkte kust
strook van West-Afrika bleef het exclusieve han
delsterrein van de WIC. De overige Afrikaanse
kustgebieden waren tegen betaling van recognitie
of lastgeld vrij voor particuliere handelaren uit
de Republiek. Ook de slavenhandel werd groten
deels vrijgegeven. Al snel na het van kracht
geworden nieuwe octrooi ontstond onenigheid
over de berekening van het lastgeld. Kooplieden
uit de Republiek verlangden volledige openstel
ling van de Afrikaanse handel. Een adviescom
missie werd ingesteld en nadat deze rapport had
uitgebracht, werd het 'Naader Reglement' door de
Staten-Generaal op 6 oktober 1734 bekrachtigd.
Daarmee kwam een eind aan het handelsmonopo
lie van de WIC en werd de vaart op West-Afrika
voor alle ingezetenen van de Republiek openge
steld. Alleen de slavenhandel op Suriname, Esse-
quebo en Berbice bleef het exclusieve handels
recht van de Compagnie. Maar toen die enkele
jaren later de slavenvaart staakte, namen parti
culiere rederijen deze handel over.
Dit proces van gemonopoliseerde slavenhan
del naar vrijhandel heeft zich niet van de ene op
de andere dag voltrokken. Al vroeg in de zeven
tiende eeuw werd het octrooi van de WIC ontdo
ken door particuliere handelaren die op de West-
Zeeuwen en de slavenhandel