tozoölogie, waar men zich onledig houdt met de speurtocht naar verborgen levensvormen. Nog in 2007 beleefde zijn boek uit 1892 over de zeeslang een nieuwe druk in de Verenigde Staten. Behalve een zekere hang naar het geheimzin nige moet ook een flinke dosis koppigheid Oude mans hebben gekenmerkt. Nadat hij de directie van de Haagse dierentuin voor leraarsbanen in Sneek en Arnhem had ingeruild, bleef in de onstuitbare stroom respectabele entomologische en andere biologische artikelen van zijn hand op gezette tijden ook de grote zeeslang zijn kop weer opsteken. Toen hij ver in de zeventig was, publi ceerde hij nog gretig over het monster van Loch Ness, waarin hij een nieuwe kans zag om zijn zeeslang alsnog wetenschappelijk boven water te krijgen.8 Het was deze doctor Oudemans, en niet de zorgvuldige entomoloog, geduldig in de weer met microscoop en prepareerglaasjes, die op die win derige augustusdag in Veere tot zijn opzienba rende ontdekking kwam. In een flits moet het tot hem zijn doorgedrongen dat hij niet slechts een dodo ontdekt had die zich eeuwenlang onder een valse naam had schuilgehouden, maar dat hij ook in één klap veruit de oudste afbeelding van het mysterieuze dier, waar ook ter wereld, had gevon den. De gevelsteen liet Oudemans niet meer los: "Gedurende den terugtocht [naar Middelburg] dacht ik aan niets anders dan aan dien vogel in den gevelsteen."9 De volgende dag bezocht hij dadelijk de Middelburgse gemeentesecretaris om hem te bestormen met vragen over sporen van uitheemse vogels in vroeger jaren in Veere of elders op Walcheren. Begrijpelijkerwijze kon men hem in de hoofdstad op dit punt niet veel verder helpen. Hij werd vriendelijk terugverwezen naar Veere, waar veldwachter/archivaris Perrels als vraagbaak voor alle Veerse oudheden diende. Onmiddellijk vertrok het echtpaar Oudemans opnieuw naar de kust - "Het denderend geraas der niet van kaoetsjoeke banden voorziene ijzeren velgen op de ronde straatkeien" bedierf veel van het genot - maar deze inspanning was vergeefs: de geleerde veldwachter was afwezig, zodat Oudemans zich opnieuw tevreden moest stellen met de dochter en met de gevelsteen waartoe hij zich "magnetisch" voelde aangetrokken. Waarschijnlijk liep het Zeeuwse verblijf ten einde, want pas in september wisselde Oudemans brieven met Perrels, die hem op de hoogte stelde van enkele achtergronden van de Schotse huizen. De huizen zelf zouden uit de vijftiende eeuw dateren. Van de gevelstenen wist de veldwachter/ archivaris te melden dat ze beide uit 1561 stam den en in "Renaissance-stijl" waren gehouwen, J.W. Perrels (1865-1931), veldwachter te Veere en oudheidkun dige, in uniform. Zeeuws Archief, Zelandia 11 lustrata IV-0721. beslist door "denzelfden ontwerper en beeldhou wer". Van dodo's repte Perrels niet. Maar dat kon dr. Oudemans zelf wel verder af. Hoewel "zeer drukke bezigheden" hem enkele jaren noopten zijn verlangen om over zijn vondst te publiceren uit te stellen en Walcheren telkens te ver weg bleek te liggen voor een volgend kort bezoek, ver dween de dodo niet uit zijn gedachten. In 1912 kreeg hij de gelukkige ingeving om een medelid van de Nederlandsche Natuurhistorische Vereeni- ging, de heer De Bruyne uit Middelburg, te ver zoeken te bemiddelen bij het maken van een foto van de gevelsteen. Weliswaar klom de fotograaf 50 Een vreemde vogel in Veere

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2010 | | pagina 12