niet op een vigilante of een hoge trapladder, zoals Oudemans gevraagd had, maar weldra kon deze toch over een foto beschikken als basis voor zijn verder onderzoek. En omdat hij niet van half werk hield, leidde dat tot een doorwrocht boek waarin de Veerse gevelsteen als uitgangspunt werd genomen voor een complete beschrijving van de uitgestorven vogel in al zijn varianten, vergezeld van talrijke illustraties. In 1916 waren de Dodo-Studiën klaar. Er was voldoende belangstelling voor. Sinds het midden van de negentiende eeuw was de dodo de oiseau chéri van veel zoölogen, die naarstig op zoek gingen naar botten van het geheimzinnige dier, dat als een van de eerste door de mens uit geroeide soorten posthume vermaardheid had verworven.10 Dankzij Alice in Wonderland was de dikke vogel ook in menig kinderkamer doorge drongen, in Nederland daarbij nog geholpen door Fabricius' Scheepsjongens van de Bontekoe." Het was dus niet verwonderlijk dat zowel de Neder- landsche Ornithologische Vereeniging als het tijdschrift Zoölogische Mededeelingen Oudemans' boek graag wilden uitgeven. Helaas ontbrak het de ornithologen aan voldoende middelen voor de kostbare publicatie die de auteur voor ogen stond en wilden de zoölogen het boek verspreid over drie of vier afleveringen van hun tijdschrift laten verschijnen, wat Oudemans te weinig eer voor zijn werk vond. Groot was dan ook diens vreugde toen een nog prestigieuzer instituut, de Konink lijke Akademie van Wetenschappen, bereid bleek het boek in een van haar reeksen op te nemen.12 Anders dan met zijn Sea-Serpent had Oudemans hiermee een erkend standaardwerk op zijn naam staan. Na een maritieme fantasmagorie had hij nu een even sterk tot de verbeelding sprekend onder werp te pakken waarmee hij wetenschappelijk wél eer kon inleggen. De voldoening daarover klinkt mee in bijna elke zin van een lezing uit de zomer van 1917, waarin Oudemans de in Winters wijk verzamelde Nederlandse ornithologen van zijn ontdekkingen over de dodo's bericht deed.13 Helaas werd daarmee ook de Veerse gevel steen gecanoniseerd. En niet alleen in kringen van biologen. Nog in hetzelfde jaar verscheen in De Bouwwereld, een door bouwkundigen en architectuurhistorici veelgelezen periodiek, een zeer lovende bespreking van Oudemans' werk, die eindigde met de volgende woorden: "De bewuste gevelsteen te Vere heeft nu behalve zijne aesthe- tische en historische waarde, terwille waarvan hij tot dusver uitsluitend de aandacht trok, dan ook veel ruimere beteekenis en hij mag sedert de ont dekking van Dr. Oudemans als een der merk waardigste in ons land gelden."14 Geen wonder dat men in Veere voortaan niet weinig trots was op dit gerevalueerde sculpturale sieraad, dat daarmee wel op één lijn kwam te staan met de fameuze beelden van het stadhuis. Dankzij deze recensie had Oudemans' dodo voort aan ook een vaste plaats in publicaties over bouwkundig erfgoed. In het enige moderne over zichtswerk over Nederlandse gevelstenen uit 1986 wordt het artikel uit De Bouwwereld nog uitvoe rig geciteerd.15 De argumenten voor een dodo Welke argumenten had dr. Oudemans voor zijn opzienbarende identificatie? Eigenlijk waren die alleen aan de verschijningsvorm van de vogel op de steen ontleend. Het dier leek immers in bijna niets op een struisvogel. Nog enigszins op een haan. "Maar onmiddellijk laat men dat denkbeeld weer varen; want al heeft de vogel een soort van pluimstaart..., geen beeldhouwer zou een haan afbeelden zonder kam, zonder sporen en met een nijptangvormigen bek." Het waren vooral deze eigenaardige bek en de "voor een der tegenwoor dig levende vogels ongehoord zwaar gebouwde poten", die de doorslag gaven. Dit was de uitge storven dodo! Een aantal mogelijke tegenwerpingen werd door Oudemans resoluut van tafel geveegd. De belangrijkste, die hem aan het begin van zijn dwaaltocht een veiliger richting had kunnen doen inslaan, was de kwestie of de kunstenaar wel het vermogen én de bedoeling tot een naturalistische weergave van een vogelsoort had gehad. Daarbij speelde de kennis van veldwachter Perrels een niet geringe rol. Deze had hem verzekerd dat het bij de gevelstenen van de buurhuizen Het Lam metje en In den Struys om kunstwerken in "Renaissance-stijl" ging. Daarmee ontsnapten de talrijke gotische afbeeldingen van gedrochtelijke struisvogels bij voorbaat aan zijn blik en res teerde slechts de kloof die gaapte tussen de ele gante struisvogels van diverse vogelschilders uit de renaissance en de lompe reus van de steen. Perrels had hem ook nog in andere zin op het verkeerde been gezet, namelijk door de gevelsteen Een vreemde vogel in Veere 51

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2010 | | pagina 13