van Het Lammetje en die van In den Struys
"beslist" (Oudemans herhaalt dat woord meerma
len) aan dezelfde beeldhouwer toe te schrijven.
Daarmee was het eventueel onvermogen van de
kunstenaar om een goede struisvogel te hakken
van de baan. Wie een goed gelijkend lam kan
maken, beeldhouwt ook een natuurgetrouwe
struisvogel, als hij dat wil. Dus was de redenering
dat de kunstenaar dat helemaal niet beoogd had:
hij had ons een levensechte dodo voor ogen wil
len stellen en daarin was hij heel behoorlijk
geslaagd.
Deze redenering rammelde natuurlijk flink.
Ook zonder de ongelijktijdigheid van beide huizen
te herkennen, hadden de aanzienlijke stijlver
schillen tussen de stenen tot een voorzichtiger
oordeel over de vereenzelviging van de beeldhou
wers ervan moeten leiden. En zelfs als Oudemans
terecht had aangenomen dat beide stukken van
één hand waren, had hij zich kunnen afvragen of
een Nederlands kunstenaar in de zestiende eeuw
even vertrouwd was met struisvogels als met
lammeren."
Over andere moeilijkheden stapte de geleerde
zoöloog op eigen kracht heen. Die lagen op het
terrein van de geschiedenis, dat hem al even wei
nig vertrouwd was als dat van de kunst. In 1561
had nog geen Nederlander of Schot een voet op
Mauritius gezet. Dat gebeurde pas in 1598,
waarop onmiddellijk de slachting onder de dodo's,
waardoor de soort binnen een halve eeuw werd
weggevaagd, een aanvang nam. Daarvoor, dus
ook in 1561, vielen het onbewoonde Mauritius en
de eilandjes in de omgeving ervan binnen de Por
tugese invloedssfeer. Nu was (en is) er geen
enkele Portugese afbeelding en zelfs geen
beschrijving van de vogel bekend." Maar daar
had Oudemans geen boodschap aan: die Portuge
zen hadden "stellig" menig exemplaar mee naar
huis genomen en omdat de handel tussen Portu
gal en Veere in die dagen "een enorme vlucht had
genomen" moet rond 1561 "stellig een dodo op
het eiland Walcheren zijn vertoond". Dat is wat te
veel stelligheid voor een bewering waarvoor elke
bron ontbreekt.
Het heeft weinig zin om de gedachtenspinsels
van Oudemans verder te volgen. Beter ware het
de "nijptangvormige bek" die Oudemans meende
waar te nemen, van wat dichterbij te bekijken.
Ondanks de snelle slijtage van het beeld gedu
rende de laatste decennia, valt nog goed te zien
dat de vogel een gebogen voorwerp in de bek
houdt. En daarin ligt de oplossing voor de juiste
identificatie van het dier. Het is, zoals de naam
van het huis aangeeft, eenvoudigweg een struis
vogel die in zijn snavel een hoefijzer vastklemt.
Een struis als ijzervreter
In 1561 keek niemand vreemd op van dergelijke
struisvogels. Integendeel, het attribuut was al
sinds de dertiende eeuw een gebruikelijk uitrus
tingsstuk op afbeeldingen van het dier. En het
zou dat nog ruim tweehonderd jaar blijven.
Daarna ging de brede kennis van dergelijke
beeldtaal snel verloren, zodat aan het begin van
de vorige eeuw dr. Oudemans zijn dodo in het
leven kon roepen zonder dadelijk gecorrigeerd te
worden.
De geschiedenis van de voorstelling gaat nog
veel verder terug in de tijd. Daarvan kan hier
slechts een overzicht in vogelvlucht gegeven wor
den.18
De oorsprong van het thema moet gezocht
worden bij de Romeinse encyclopedicus Plinius
uit de eerste eeuw na Christus, die van de struis
vogel weet te vertellen dat deze in staat is om
alles te verteren, dat hij "zonder onderscheid ver
slindt"." In het gezaghebbende boek over dieren
van Claudius Aelianus, die een eeuw later leefde,
worden de vraatzucht en het verteringsvermogen
van de vogels nog, min of meer overeenkomstig
de werkelijkheid, toegespitst op stukken steen.20
Dergelijke steentjes fungeren namelijk in hun
maag als een soort maalstenen die hel verterings
proces van hard voedsel vergemakkelijken. Uiter
aard werden ze niet zelf verteerd.
In de late Oudheid zetten vervolgens enkele
minder bekende schrijvers de stap van stenen
naar ijzer als materie die struisvogels kunnen
verteren.21 Die opvatting heeft zich vooral bij
Arabische en Byzantijnse auteurs kunnen hand
haven en is via hen vermoedelijk in de late
twaalfde eeuw in het westen weer algemeen
bekend geraakt. Tot die tijd was er weinig aan
dacht voor fysiologische eigenschappen van die
ren waarvan de beschrijving volledig werd gedo
mineerd door christelijke symboliek.
In theologische literatuur stond de struisvo
gel, die men nauwelijks uit eigen aanschouwing
maar wel uit het Oude Testament kende, vooral
voor de hypocriet. Zoals deze vroomheid veinsde
52
Een vreemde vogel in Veere