De dienders van Goes
De geschiedenis van een gemeentelijk politiekorps tot 1940
Albert L. Kort
Inleiding
Het gebeurde niet vaak dat Goes te maken kreeg
met een volksoproer, maar in de zomer van 1833
leek het er even op dat de bom barstte en de
Goese bevolking massaal in opstand kwam tegen
de stedelijke machthebbers. Wat was het geval? In
verband met een dreigende cholera-epidemie had
het stadsbestuur besloten dat de kermis dat jaar
niet doorging. Gezien het besmettingsgevaar was
dit een alleszins begrijpelijke maatregel. De
meeste Goesenaren dachten hier echter anders
over. Terwijl de gegoede burgerij haar afkeer van
het jaarlijks terugkerende evenement niet onder
stoelen of banken stak en de kermis een "combi
natie van alles wat vuil, liederlijk, gemeen en
walgelijk" noemde, was de kermis voor de gewone
man het absolute hoogtepunt in zijn bestaan. Ver
geten was de dagelijkse sleur en verdrongen
waren de ellendige leef- en werkomstandigheden
waaronder hij gebukt ging.
Dc pijlen richtten zich op wethouder Miran-
dolle. Niet alleen werd hij als verantwoordelijke
voor het besluit tot afschaffing van de kermis
gezien, als Brabander kon hij bij de meeste Goe
senaren toch al weinig goeds doen.
Als we de officiële rapporten uit die tijd
mogen geloven, leek het erop dat er in Goes een
ware revolutie was uitgebroken waarbij het leven
van de machthebbers aan een zijden draadje hing.
Het begon op zaterdagavond 10 augustus, toen
een woedende menigte optrok naar het huis van
Mirandolle aan de Vlasmarkt. De dienstmeid ver
telde echter dat de wethouder op dat moment een
vergadering van het armbestuur in het weeshuis
bijwoonde. Tierend begaf de stoet zich daarop
naar het kerkplein. Bij het weeshuis aangekomen
eisten de demonstranten dat de wethouder naar
buiten kwam en maar eens moest uitleggen
waarom de kermis niet doorging. Mirandolle
voelde hier echter niets voor en gaf hooghartig te
kennen dat het stadbestuur aan het 'plebs' geen
verantwoording hoefde af te leggen. Dit was ech
ter olie op het vuur. Toen enkele mensen uit de
menigte aanstalten maakten om het weeshuis
binnen te dringen, kreeg de wethouder het
benauwd. Op steun van de politie hoefde hij niet
te rekenen. De Goese politiemacht bestond anno
1833 slechts uit twee agenten die, juist op het
moment dat ze nodig waren, in geen velden of
wegen waren te bekennen. En ook aan de schut
terij had hij niets. De kapitein van deze burger
militie had namelijk laten weten dat zijn mannen
niet in actie zouden komen tegen medeburgers.
Ten einde raad besloot het stadsbestuur een
beroep te doen op een detachement militairen uit
Fort Bath. De soldaten zouden pas op maandag 12
augustus arriveren. In actie hoefden ze niet meer
te komen, want de 'oproerkraaiers' waren toen
allang huiswaarts gekeerd. Ze hadden hun woede
gekoeld op Mirandolle door alle ruiten van zijn
huis aan diggelen te gooien. Ook elders in de stad
hadden ze sporen van vernieling achtergelaten.
De Goese autoriteiten waren niet alleen
geschrokken door de heftige reacties van de
bevolking op het kermisverbod, ze moeten zich
tevens hebben gerealiseerd dat het bestaande
politieapparaat volstrekt onvoldoende was om de
orde in de stad te handhaven.
Hoe was dit apparaat georganiseerd? Welke
maatregelen werden in de loop van de negen
tiende en twintigste eeuw getroffen om de effici
ëntie ervan te vergroten? Sorteerden deze maat
regelen effect? Het zijn deze vragen waarop we
een antwoord proberen te geven. Ons verhaal
eindigt in 1940, het jaar waarin ons land door de
Duitsers werd bezet. De reorganisatie waaraan
het politiebestel toen werd onderworpen bete
kende zo'n breuk met het verleden, dat voor de
politie een geheel nieuwe periode aanbrak.
Organisatie van de politie
Het Nederlandse politiestelsei is grotendeels van
Franse herkomst. De commissaris van politie, de
agenten van politie en de Koninklijke Marechaus
see: ze verschenen op het toneel bij de inlijving
van Nederland in het Napoleontische Keizerrijk in
1810. De vestiging van dit politiestelsei vormde
een grote breuk met het verleden. Voor die tijd
58
Dienders van Goes