WEEK-RAPPORT ^Utt lüwfe e^cl)tb'<m ^ccrctt, urcmccsfcv ctt eCfJott'öcrs, Stab C5 o e s, COMMISSARIS VAN POLICIE, 183/tot den s y .y 183 "langdurige dienst, klimmende jaren en afne mende ligchaamskrachten" besloot de raad tot eervol ontslag en toekenning van een jaarlijks pensioen van honderd gulden. Ook bij deze vacature had het stadsbestuur geen reden zich te beklagen over een gebrek aan DEK VAN T)EN ALDAAR. Van den TC GOES, GEDRUKT BIJ F. KlEEDWES». im Weekrapport, 1836. Eerste bladzijde van het rapport dat de commissaris iedere weck moest opsturen aan het stadsbestuur en waarin alle geconstateerde overtredingen waren opgeschre ven. Gemeentearchief Goes, Archief Stad Goes. belangstelling. In totaal solliciteerden 22 perso nen, die zich allen, zo lezen we in de officiële publicatie, "in persoon, ter vergadering van Bur gemeester en Wethouders dezer Stad dienden te vervoegen, op Zaterdag den zevenden, of Zater dag den 21 November 1846, telkens des middags te twaalf uren, na uiterlijk een dag te voren, zich met eigenhandig geschreven, en in eene daartoe ter Stads griffie te plaatsen Bus, geworpen ver zoek, te hebben kenbaar gemaakt". Vele sollici tanten hadden een militaire achtergrond en waren lange tijd soldaat, grenadier of schutter geweest. Commissaris Bakker was er echter niet van onder de indruk. Onder de sollicitanten, zo schreef hij het stadsbestuur, "zijn slechts weini gen, die zelfs wat hun personeel voorkomen aan gaat, eenige geschiktheid bezitten, om in die post geplaatst te kunnen worden". Bakker maakte dui delijk dat het politieambt niet voor iedereen was weggelegd. "Er komen", zo schreef hij, "bij de Policie Zaken voor dat den Agent op de plaats zelve, oogenblikkelijk maatregelen moet nemen, en zulks is onuitvoerlijk voor iemand die van de straat worde opgenomen, in eene betrekking die voor de maatschappelijke orde zoo gewigtig is." In zijn ogen kwam slechts één sollicitant in aan merking voor de functie, namelijk Joost Prins, 27 jaar oud en ex-onderofficier. Bakker stelde wel een proeftijd voor. Al spoedig kwam het stadsbestuur erachter dat het met Prins niet de goede politieagent had aangetrokken. Eind 1848 kwam namelijk aan het licht dat Prins zich zwaar in de schulden had gestoken en dat zijn schuldeisers hem op de hie len zaten. Hij stond aan de rand van de financiële afgrond - zijn schuld bedroeg bijna vierhonderd gulden - en smeekte het stadsbestuur hem te hel pen. "Zoo niet, dan ben ik genoodzaakt om U", zo schreef hij de gemeenteraad, "mijn ontslag uit deze betrekking als Agent van Policie te moeten verzoeken." Er was echter meer aan de hand. Zo bleek dat Prins met zijn collega Jan van de Weert niet kon opschieten. Volgens Van de Weert sur veilleerde Prins niet of nauwelijks. Prins was in diens ogen "voor den dienst nog minder als Loo- beek" en berokkende hij "uit hoofde van zijne schulden de Policie groote schande". Ook wethou der Van Kerkwijk had geen goed woord over voor Prins. Volgens Van Kerkwijk had de stad er zelfs beter uitgezien in de tijd dat Van de Weert in zijn eentje de dienst had waargenomen. Bakker sprong echter voor Prins in de bres. Volgens de commis saris was Prins een ijverig beambte die nauwge zet zijn taak waarnam. En dat kon niet altijd van zijn collega Van de Weert worden gezegd. De pro blemen waarin Prins verkeerde waren voor de raad onvoldoende reden om hem te ontslaan en de agent zou tot zijn dood in 1853 in dienst blijven. 62 Dienders van Goes

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2010 | | pagina 24