Modernisering van de politie De gemeentewet-1851 van Thorbecke had grote gevolgen voor de gemeentelijke politiedienst. Artikel 191 van deze wet schreef namelijk voor dat iedere gemeente een politiereglement moest vaststellen, waarin onder meer bepalingen over het aantal agenten, hun jaarwedden, kleding en bewapening waren opgenomen. Tevens moest er een duidelijke taakomschrijving voor het politie personeel komen. Het aantal politieagenten in Goes werd op zeven gesteld: drie agenten eerste klasse met een inkomen van 350,- en (speciaal voor de nacht dienst) vier agenten tweede klasse met een inko men van 150,-. Om tot agent te worden benoemd, moest de kandidaat minimaal 23 jaar oud zijn, over "een gezond en sterk ligchaams- gestel" beschikken, van "erkend goed 8t zedelijk gedrag" zijn, en "behoorlijk kunnen lezen en schrijven". De agenten van de eerste klasse mochten geen enkele nevenbetrekking uitoefenen, hun collega's tweede klasse slechts in beperkte mate. Uniforme dienstkleding en bewapening werden verplicht en van gemeentewege verstrekt. Verder kreeg de politie de beschikking over een eigen ruimte die, zo lezen we in het reglement, "zoowel bij dag als bij nacht geopend en toegankelijk zal zijn". Het politiebureau werd in 1854 gevestigd in een lokaal van de vroegere koopmansbeurs, op de hoek van de Grote Markt en de Korte Kerkstraat. De uitbreiding van het aantal agenten en het vaststellen van een instructie waarin een duide lijke taakomschrijving voor het politiepersoneel was opgenomen, hebben ongetwijfeld bijgedragen tot een verbetering van de politiedienst. Klachten over slecht functionerende agenten zoals die zich in de eerste helft van de negentiende eeuw regel matig hadden voorgedaan, leken vanaf 1850 steeds minder voor te komen. Strijd voor hogere lonen De politieagenten zelf echter kwamen wel met klachten. Zo vonden de meesten van hen dat ze veel te weinig verdienden. Een jaarwedde van 350,- was in hun ogen volstrekt ontoereikend om de noodzakelijke uitgaven aan verwarming, kleding, voeding (door de agenten berekend op zo'n 600,- per jaar) te kunnen betalen. Een in 1861 ingediend verzoek tot salarisver hoging werd echter afgewezen. Pas in 1874 besloot de raad de jaarwedden van de agenten le klasse met 100,- te verhogen. Driejaar later volgde een loonsverhoging voor de agenten 2e klasse. J.C.D. van den Bussche, tot 1886 commissaris van politie te Goes, foto ca. 1865. Gemeentarchief Goes, Fotoallas. Ook het salaris van de commissaris werd in de tweede helft van de negentiende eeuw aanzienlijk verhoogd. Verdiende Frans Bakker tot aan zijn pensionering in 1855 500,- per jaar, het salaris van zijn opvolger Jan C.D. van den Bussche werd in 1868 opgetrokken tot 800,-. Toen Van den Bussche in 1885 zijn ontslag indiende "op grond van zijn hoogen leeftijd" en hij de raad verzocht om toekenning van een pensioen van 500,-, was dit voor de raad aanleiding om het voortbestaan van het commissariaat ter discussie te stellen. De raadsleden Callenfels en Fluge van Aspermont hadden zo hun twijfels over het nut van het ambt dat de gemeente jaarlijks handenvol geld kostte. "In andere plaatsen met meerdere en lastiger bevolking dan Goes, bijv. Assen, wordt een Com- Dienders van Goes 63

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2010 | | pagina 25