Pas in 1906 besloot de raad tot een verhoging van het salaris van de commissaris met 200,-. Lang zou Holsheimer er overigens niet van genie ten, want in 1909 overleed hij. Onmiddellijk na zijn overlijden stelde de raad voor om het salaris van de nieuw te benoemen Grote Markt te Goes, vanaf het bordes van het stadhuis, laatste kwart negentiende eeuw. Soldaten en een politieagent (met baard en helm). Gemeentearchief Goes. commissaris terug te brengen naar 1.200,-. Een bedrag van 1.400,- werd door de meeste raads leden "te hoog gevonden voor het weinige werk" dat het commissariaat met zich meebracht. De burgemeester was het daar echter niet mee eens en stuurde, buiten medeweten van de raad, een adres naar de koningin, waarin hij om 1.400,- verzocht. Dit bedrag, dat in vergelijkbare gemeenten als Zierikzee en Hellevoetsluis aan het hoofd der politie werd gegeven, was volgens hem beslist niet te veel voor de man "die zijn gezag moet hoog houden, evenals het prestige van het politie-corps". De meeste raadsleden staken hun verontwaardiging over de handelwijze van de burgemeester niet onder stoelen of banken. Raadslid Pilaar: "Uw houding, aldus buiten den raad om te handelen, is zeer ongemotiveerd." Raadslid Donner: "We hebben 't geld niet voor 't grijpen. Waarom is iemand van 1.400,- beter dan iemand van 1.200,-." Zelfs wethouder Van den Bout was uiterst verontwaardigd en beet de burgemeester toe: "Uw adres is onwaar en het is jammer, dat een Burgemeester zóó de Koningin moet voorlichten." Het verzet sorteerde echter geen effect. Een Koninklijk Besluit uit januari 1911 bepaalde dat de hoogte van het salaris van de nieuwe commissaris 1.400,- bedroeg. In 1911 werd E.C. Wierts van Coehoorn tot nieuwe politiecommissaris van Goes benoemd. De Eerste Wereldoorlog en het interbellum Rond de Eerste Wereldoorlog kwam de positie van de politie in de gemeenteraad opnieuw ter sprake. De geringe salariëring van de agenten en de posi tie van de politiecommissaris bleven de heikele punten. Raadslid Dekker kwam in 1912 met het voor stel om een agent bij het bereiken van een zes tienjarig dienstverband een salaris te geven van 700,-. "Er zijn tal van motieven voor", zo sprak hij, "en het is verwonderlijk dat wij voor het hui dig salaris nog menschen kunnen krijgen. Zij moeten onomkoopbaar zijn; zij zijn gebonden aan hun dienst, ook op Zon- en Christelijke feestda gen; hebben 125 keeren per jaar nachtdienst; kunnen nooit geregeld hun maaltijd gebruiken, zoodat, als zij gehuwd zijn, de taak van de huis vrouw zwaarder wordt." Het voorstel-Dekker kon echter geen genade vinden in de ogen van de gemeenteraad. Dekker snapte het niet. Waarom kon de gemeente wel een dure commissaris onderhouden, terwijl ze weinig overhad voor de gewone agenten? Het nut van een commissariaat trok hij in twijfel en daarom kwam hij in 1916 met het voorstel om het com missariaat op te heffen. Uit zijn toelichting werd duidelijk dat hij zijn pijlen niet alleen richtte op het ambt maar ook op de persoon die het bekleedde. "Ik weet bij ondervinding dat de titu laris iemand is, die er geen behoorlijken toon op na schijnt te houden en hoogst onhebbelijk kan optreden. Op de secretarie zou zoo iemand een toontje lager moeten zingen. Deze ambtenaar wordt door de Koningin benoemd, maar de gemeente moet hem betalen. Moet de gemeente Dienders van Goes 65

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2010 | | pagina 27