"de kosten voor de politie per inwoner voor Uwe
gemeente aan den hoogen kant zijn", moesten er
met onmiddellijke ingang twee agenten worden
ontslagen. Hajenius klaagde: "10 jaar geleden
waren er 15 agenten. Nadien is de bebouwde kom
met 18 H.A. uitgebreid en moet het aantal worden
teruggebracht tot 10." Hierbij kwam nog dat als
gevolg van de economische crisis en de toename
van het aantal bedeelden het takenpakket van de
politie was verzwaard. Zo werd bijvoorbeeld van
de politie verwacht dat deze toezicht hield op
"café's of aldaar gelag wordt gemaakt door steun-
trekkenden van het Burgerlijk Armbestuur". Vol
gens het gemeentebestuur was dit echter een
onmogelijke opgave gezien de geringe omvang
van het Goese politieapparaat. "De klachten", liet
raadslid De Roo weten, "over te weinig politietoe
zicht zijn nu al legio."
Na een jarenlange stilte barstte in 1934 de
discussie over een eventuele opheffing van het
politiecommissariaat weer in alle hevigheid los.
Negen raadsleden drongen aan op een zo spoedig
mogelijke opheffing. Commissaris Wierts van
Coehoorn was 65 jaar en zou weldra met pensioen
gaan. Was het geen idee om "de leiding van het
politiecorps op te dragen aan den tegenwoordigen
hoofdagent", zo vroegen ze zich af. "Deze maatre
gel", schreven de negen raadsleden, "zou een voor
deze Gemeente zeker wel noodige bezuiniging
geven. Mocht deze proef niet slagen, dan zou
altijd nog kunnen worden overgegaan tot benoe
ming van een Inspecteur van Politie." De com
missaris was uiteraard fel tegen het voorstel. Hij
erkende weliswaar dat "Goes en hare omgeving
tot op heden eene rustige bevolking" had, garan
ties voor de toekomst had dit volgens hem niet.
Goes beschikte al heel lang over een commissari
aat, wat volgens Van Coehoorn het bewijs was
voor de noodzakelijkheid van een dergelijke
instelling. Vervanging van de commissaris door
een inspecteur leverde volgens hem geen winst
op en of de hoofdagent zijn werk kon overnemen,
betwijfelde hij sterk. Het voorstel tot opheffing
van het commissariaat werd na felle discussie
met negen tegen vier stemmen aangenomen.
De regering gooide echter roet in het eten. De
minister verklaarde namelijk dat vervanging van
een commissaris door een hoofdagent onverant
woord was. Wel mocht de gemeente een inspec
teur van politie aanstellen. En dat gebeurde. Op 1
oktober 1935 vertrok Wierts van Coehoorn en
Raadslid Vienings wilde echter van een inkrim
ping van het politiekorps niets weten en waar
schuwde tegen de bezuinigingsmotieven die aan
een dergelijke maatregel ten grondslag lagen.
"Men moet zorgen", zo was Vienings' stellige
overtuiging, "dat de zuinigheid de wijsheid niet
bedriegt. Wat het toezicht op de scholen betreft,
kan spreker iederen dag constateeren dat zulks
dringend noodig is. Voor de jeugd is niets heilig,
en de boompjes in de plantsoenen zijn het slacht
offer van haar vernielzucht." Surveillance op het
perron was volgens hem eveneens noodzakelijk:
"Het is herhaaldelijk voorgekomen dat door de
politie individuen die met de trein arriveerden,
werden gevolgd, en dat bij een ingesteld onder
zoek bleek dat zij een en ander op hun kerfstok
hadden."
Na langdurige discussie besloot de raad de
grootte van het korps terug te brengen tot twaalf
agenten.
In 1933 werd onder grote druk van de provin
cie het aantal politieagenten wederom verlaagd.
Klachten van burgemeester Hajenius brachten de
commissaris van de koningin niet op andere
gedachten. Aangezien, zo liet hij Hajenius weten,
J.A. Dootjes, van 1897 tot 1922 politieagent te Goes, foto ca.
1920. Gemeentearchief Goes, Fotoatlas.
Dienders van Goes
67