heeft een voorkeur voor weidse landschappen.
Blijkbaar heeft hij in de keuze van de onderwer
pen de vrije hand gehad, want ze zijn nogal wil
lekeurig gekozen en de locaties liggen slecht
gespreid over het Deltalandschap. Eén excursie
naar Saeftinghe leverde al vijf foto's op.
Merkwaardig is ook het onderschrift bij een
foto van twee Walcherse vliedbergen: "Een vlied
berg is een door mensen gemaakte heuvel die een
primitieve bescherming biedt tegen stormvloeden.
Deze aarden heuvels dienden in het verleden als
hoogten voor hofsteden en werden later verhoogd
om te beschermen tegen aanvallen van buitenaf.
De auteur van dit proza heeft blijkbaar weieens
een klok horen luiden, maar de klepel niet kun
nen vinden. Iets dergelijks vinden we bij een foto
van het landschap bij Zoutelande: "Polders in de
buurt van Zoutelande werden al voor 1500
bedijkt en bewoond." Jazeker, het gebied werd al
in de twaalfde eeuw bedijkt en was op dat
moment al enkele eeuwen bewoond.
Deze Delta-atlas is mooi uitgevoerd en bevat
veel nuttige informatie in compacte vorm. Het
kloeke formaat heeft wel een nadeel: met zijn
breedte van 30 cm past hij niet in de boekenkast.
Ad Beenhakker
Cordula Rooijendijk, Waterwolven, een geschiede
nis van stormvloeden, dijkenbouwers en droog-
makers, Atlas, Amsterdam/Antwerpen 2009. 408
blz-, geïll., zwart-wit en kleur, ISBN 978-90-450-
0481-5, 34,90.
Wie denkt dat Zuidwest-Nederland het patent
heeft op dijken, polders en stormvloeden, zal na
het lezen van dit boek haar of zijn mening moe
ten herzien. Cordula Rooijendijk, geboren in
Amsterdam, cum laude afgestudeerd in de sociale
geografie, historica en lerares aan een basis
school, heeft het in haar boek over Groningen,
Noord-Holland, de Friese terpen, het rivierenge
bied, het Haarlemmermeer, en ja, natuurlijk
ook over Zeeland.
Wat het boek boeiend maakt is dat het accent
ligt op de mensen: de dijkenbouwers en de droog-
makers, niet de dijken en de droogmakingen.
Het boek begint ongeveer 1000 jaar voor
Christus wanneer boeren zich vestigen op de
kwelders in de Waddenzee, steeds noordelijker
gedreven door de overbevolking in zuidelijker
streken. Levendig beschrijft Rooijendijk het
bestaan van deze boeren, zonder enige bescher
ming tegen overstromingen. Waterbouw komt pas
later op gang in die gebieden: kavelsloten voor de
ontwatering waardoor de gewassen beter gedijen,
uitwateringssluisjes en duikers, maar ook bestor-
ting met stenen en potscherven om dichtslibben
van duikers en getijdesluisjes te voorkomen.
De Friezen hadden deze kunst geleerd van de
Romeinen. Meesterlijke waterbouwers waren dat
in die tijden (de eerste eeuw na Christus), ook
waar het grote waterwerken betrof: de Drusus-
gracht die het Rijnwater afleidde naar de IJssel
waardoor het rivierengebied minder last had van
overstromingen, en het Kanaal van Corbulo, dat
de mondingsgebieden van Maas en Rijn met
elkaar verbond waardoor omvaren over de
gevaarlijke Noordzee vermeden kon worden; een
meesterlijke mislukking, want het kanaal slibde
razendsnel dicht en de Romeinen groeven het niet
meer open.
Het boek vervolgt met een hoofdstuk over
Zeeland en Vlaanderen. De naamloze Friezen
worden opgevolgd door de naamloze cisterciënzer
monniken. Het is een hoofdstuk van inpolderin
gen en stormvloeden. Een aantal stormvloeden
wordt met name genoemd, zowel in dit als in het
volgende hoofdstuk (Sint-Julianavloed, Sint-Mar-
cellusvloed en andere), maar vreemd genoeg
wordt de Sint-Felixvloed van 1530 niet met name
genoemd. Wel wordt Margaretha van Oostenrijk
geciteerd, die in een brief aan haar neei keizer
Karei V schrijft: "Verleden zaterdag is er een
onvoorstelbare stormvloed geweest"; Sint Felix
quade saterdach dus.
In het eerste hoofdstuk van het boek is het
kaartmateriaal in kleur uitgevoerd: schetskaart
jes ingekleurd met kleurpotlood. Rolf Weijburg
76
Boekbesprekingen