Het echte werk In 1921 kwam Elizabeth definitief terug naar ons land en vestigde zij zich in Amsterdam. Daar had ze een baan gevonden als assistente van professor Wibaut op het Laboratorium voor Organische Chemie van de Universiteit van Amsterdam. Voor scheikundigen was het niet zo moeilijk een betrekking te vinden. Vanaf het laatste kwart van de negentiende eeuw ontwikkelde de scheikunde zich in hoog tempo, op zoek naar nieuwe stoffen en hun toepassingen. Zo stortte na 1870 de Zeeuwse meekrapteelt geheel in door de ontwik keling van kunstmatige kleurstoffen. Niet alleen de anorganische maar ook de organische chemie, zoals de ontwikkeling van nieuwe medicijnen, nam een hoge vlucht. Een van de specialismen daarin is de endocrinologie, de wetenschap die zich bezighoudt met de afscheiding van inwen dige klieren, met vragen als: hoe werken de lichamelijke processen, en vooral: welke rol spelen hormonen daarbij? Op 1 november 1923 richtte de Amsterdamse universiteit voor dit onderzoek een speciaal laboratorium op, het Pharmaco-therapeutisch Laboratorium. Initiatiefnemer was de uit Silezië afkomstige hoogleraar Ernst Laqueur; hij werd benoemd tot directeur. Toen in juni 1922 medewerkers gezocht werden, solliciteerde "mejuffrouw Dr. E. Dinge- manse" meteen. Ze werd benoemd tot Laqueurs eerste assistente en moest hem bij zijn afwezig heid vervangen. Dit kwam frequent voor. Ze had dan de dagelijkse leiding over de afdeling bioche mie, waar zo'n dertig mensen werkten. Kennelijk had Lize al snel het gevoel dat ze hier haar levensbestemming had gevonden. Mede onder haar leiding ontwikkelde het laboratorium zich tot een toonaangevend instituut op internationaal niveau. Al snel werd dan ook gesproken van de Amsterdamse School. Er deden zich legio medische problemen voor die vroegen om nader onderzoek. Elizabeth wierp zich eerst op het verbeteren van insuline als medicijn tegen diabetes. Het laboratorium kreeg van twee Canadese onderzoekers de licentie om verder te werken aan insuline die zij hadden ont trokken aan dierlijke organen. Tot dan toe was dit product zeer onzuiver en gaf veel ernstige bijwer kingen. 'Amsterdam' slaagde erin een twintig voudige zuiverheid te bereiken, maar dit resultaat was niet voldoende voor een grootschaliger pro ductie. Het analyseren van stoffen, het onder scheiden van de componenten en deze apart iso leren, werd dé specialiteit van dr. Dingemanse. Uit heel Europa werden te analyseren monsters naar Amsterdam opgezonden. Eind 1923 nam het laboratorium het initiatief tot oprichting van Organon in Oss. Dit bedrijf kreeg de opdracht de theoretische vindingen praktisch toe te passen bij de bereiding van medi cijnen. Dit leidde onder andere tot een syntheti sche versie van insuline waar veel patiënten baat bij hadden. Haar verdere leven bleef Elizabeth een van de voornaamste adviseurs van dit bedrijf. In de volgende jaren legde Elizabeth zich vooral toe op het onderzoek naar mannelijke en vrouwelijke geslachtshormonen. Ze was een van de eersten die oestron wist te isoleren en speelde een belangrijke rol in de ontdekking van de x-factor die klinisch chemici op het spoor zette van het vinden van het hormoon testosteron. Daarnaast verrichtte ze pionierswerk in het ana lyseren van organische verbindingen van kool stof en zuurstof, afgescheiden door de bijnier, die een grote invloed hebben op de stofwisseling. Dit geldt ook voor haar onderzoek op het gebied van groei- en cortexhormonen. Niet in de laatste plaats waren het dan ook de medisch specialisten die dankbaar waren voor haar onderzoekswerk dat leidde tot effectievere medicijnen tegen diabe tes, reuma, chronische bronchitis en astma. De door het laboratorium en onder haar leiding ont wikkelde analysemethodes voor bloed en urine resulteerden in het sneller kunnen diagnosticeren van een aantal aandoeningen, zoals prostaatkan ker. Natuurlijk kwamen onderzoekers daarbij soms op een dwaalspoor terecht. Vakgenoten gniffel den toen Elizabeth een Duits onderzoek wist te falsifiëren. Bij dit onderzoek was geconstateerd dat in de urine van 'normale' mannen een stof voorkwam die zij katatonium noemden en die ontbrak in de urine van psychiatrische patiënten. Zij concludeerden daarom dat het onvermogen deze stof uit te scheiden, leidde tot een opeenho ping ervan in het lichaam wat het ontstaan van schizofrenie tot gevolg had. De schrandere Lize stelde echter vast dat katatonium een bijproduct was van nicotinegebruik en dat deze bij genoem de patiënten ontbrak omdat in psychiatrische inrichtingen een streng rookverbod gold! 44 Elizabeth Dingemanse

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2010 | | pagina 6