De landvoogd Requesens wilde revanche voor zijn vele verliezen op de Zeeuwse wateren. Hij meende dat Leiden ontzetten een landoorlog betekende. Spoedig zou blijken dat de Zeeuwen kans zagen van een landoorlog een wateroorlog te maken. De aankomst van de vlooteenheid te Rotterdam wekte bij de vrijheidsgezinden in Holland enorme vreugde, maar onder de Spanjaarden rond Leiden grote verslagenheid. Admiraal Van Boisot en zijn mannen troffen in Rotterdam nog Hollandse platbodemscheepjes aan die alle bewapend waren en later meededen in de strijd. Haring en wittebrood Het was de bedoeling rondom Leiden de dijken door te steken en het rivierwater over de lande rijen te laten lopen, zodat deze ook bevaarbaar waren. Het verschijnsel inunderen was de Zeeu wen bekend en zij hadden daar in hun eigen gewest al veel gebruik van gemaakt.6 Veel dijken werden doorstoken, maar het land rond Leiden lag aanmerkelijk hoger, waardoor de diepte van het water op de landerijen beperkt bleef. Nog meer dijken werden in augustus vernield, waarbij het er zeer gewelddadig aan toeging. Zo meldt geschiedschrijver Bor dat een Zeeuws matroos een nog halflevende Spanjaard het hart uit het lijf rukte, erin beet en het naar de honden wierp met de woorden: 'het is te bitter'.7 Op 18 september stak een enorme storm uit het Noordwesten op, terwijl het springtij was. In het gehele geïnundeerde gebied steeg het water tot niet geringe hoogte. 'God zond zijn posten en boden namelijk de winden, eerst stormende uit het Noordwesten, waardoor het water op het land steeg, en daarna Zuidwest waardoor het naar Lei den gedreven werd.8' Dat betekende dat de Zeeuwse vloot in actie kon komen en over de Zegwaardschen weg, tus sen Zoetermeer en Benthuizen, zeilde. Dit gebeurde 's nachts, zonder dat de Spanjaarden het merkten. Nadat Van Boisot Zoetermeer had inge nomen, achtervolgde hij de vluchtende Spanjaar den en verjoeg met zijn Zeeuwse galeien de vij and. Velen verdronken in de moerassen. Duidelijk was dat de rebellen zich thuis voelden op hun scheepjes. Zij namen de achtergebleven mond voorraden van de Spanjaarden mee. Geuzenpenning, door de Zeeuwen op hun hoed gedragen bij het ontzet van Leiden, gravure. Uit: G. van Loon, Beschrijving der Ncderlandsche historiepenningen 's-Gravenhage, 1723-1731, dl. I, p. 192. 195. Zeeuws Archief, Zelandia Ulustrata 111-0810. Boisot viel daarop een andere groep belege raars aan, die zich op de Schans Lammen bevond. Door het kerkje van Soeterwoude in brand te ste ken liet hij de Leidenaars weten dat hun bevrij ding aanstaande was. De Spanjaarden namen de benen.9 Voor de Zeeuwse galeien was nu de weg tot het benarde Leiden vrij. Op 3 oktober kwamen de bevrijders de stad binnen. Dit was een roerend toneel, zo vertellen de geschiedschrijvers. De haring en het wittebrood die door kleinere scheepjes werden aangevoerd, werden alom verdeeld. 'Aan de dap perheid der Zeeuwen hadden, naast God, de Lei- denaren hun ontzet te danken.10' Door de galeien werden later nog achtergeble ven Spanjaarden uit hun schansen verjaagd. Lei den, en met Leiden Holland, was van de vijand verlost." Nabeschouwing Holland en Zeeland waren het in deze jaren over vaak nauw samenhangende politieke zaken oneens. Deze opstandige zeegewesten erkenden echter Willem van Oranje als leider van de Opstand.12 De Prins was voortdurend betrokken bij de onenigheden, trachtte de gewesten bij elkaar te brengen en aan te zetten tot eenheid. Voorstelbaar is dat de Prins aan de Zeeuwen dacht om de omsingeling van Leiden te doorbre ken. Bekend was immers hun onversaagde inzet op de Zeeuwse wateren tegen alles wat Paaps was in de periode 1572-1574. Leiden bevrijd door de Zeeuwen 109

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2010 | | pagina 31