De smeekbede van een oude slavin en andere ver
halen uit de I/Vest (Sailing Letters Journaal II).
Onder redactie van Erik van der Doe, Perry Moree
en Dirk J. Tang, met medewerking van Peter de
Bode. Walburg-Pers, Zutphen, 2009. ISBN
978.90.5730.598.6. 142 Blz. Kleurenillustraties.
Prijs: 19,95.
Wie zich tegenwoordig over de aardbol begeeft,
stapt in een vliegtuig en arriveert doorgaans een
bepaald aantal uren later veilig op zijn bestem
ming. Een enkeling heeft pech: de vlucht wordt
gekaapt en passagieren spullen belanden elders.
Wie zich vroeger tussen de continenten wilde
bewegen, moest zich voorbereiden op een zeereis
van enkele weken of maanden. En in tijden van
oorlog waren plaats en tijdstip van aankomst
ongewis: het schip kon gemakkelijk gekaapt wor
den, de opvarenden werden gevangen gezet en
hun bezittingen in beslag genomen.
Tijdens de vier zogenoemde Engelse oorlogen
en de oorlogen in de Franse Tijd die de Republiek
tussen 1652 en 1813 voerde, werden duizenden
Nederlandse schepen door de Engelsen buitge
maakt. Naar schatting zijn zo'n vierduizend
koopvaardij- en andere bodems als "prijs" in
Engelse havens binnengebracht. Britten bewaren
alles, en zo verdwenen ook de postzakken en
andere, losse stukken die zich aan boord van de
vijandelijke vaartuigen bevonden, in de archief
kelders van de Engelse admiraliteit: in totaal
4000 dozen met processtukken, scheeps- en
vrachtpapieren (soms nog met de ganzenveren
erin), zakelijke en persoonlijke brieven, overzeese
administraties, drukwerk en allerhande objecten
(medicijnen, textielstalen, plantenzaden enzo
voort). Onder dit materiaal bevinden zich ruim
22.000 brieven, waarvan er zo'n 16.000 van par
ticuliere aard zijn. Een kwart is Zeeuws. Het
materiaal biedt een kijkje in de brievenbus van de
tijd, met dien verstande dat deze missiven hun
bestemming nooit bereikt hebben. De post wordt
nu, voor het eerst, door vreemde ogen gelezen.
Deze mooie bron berust in het archief van het
High Court of Admiralty, dat in het Britse natio
nale archief te Kew wordt bewaard. De meeste
van de 1.100 dozen met Nederlands materiaal zijn
nog onaangeroerd. In 2007 ontfermde Metamor-
foze (het nationale programma voor het behoud
van het papieren erfgoed) zich over zeven dozen,
die geconserveerd en gedigitaliseerd werden. Een
jaar later werd onder de titel De dominee met het
stenen hart en andere overzeese briefgeheimen een
eerste selectie gepubliceerd'.
Eind 2009 is onder de titel Sailing Letters
Journaal II een tweede keuze uit de brieven ver
schenen. Deze keer zat er veel Zeeuws materiaal
bij. De brieven zijn afkomstig uit de West-lndi-
sche koloniën en dateren voor het grootste deel
uit de zeventiende en de achttiende eeuw. In die
tijd verlieten tienduizenden zeelieden en migran
ten de Republiek, op zoek naar een beter leven of
avontuur in de "West", dat wil zeggen de Neder
landse Antillen, Suriname en de koloniën Esse-
quebo en Demerary. Onder al het volk dat de
oversteek waagde - ondernemers, ambtenaren,
matrozen en avonturiers - waren heel wat Zeeu
wen. Zoals meestal in de geschiedenis het geval
is, hebben ook in deze periode belangrijke func
tionarissen, zoals gouverneurs en andere hoog
geplaatste bestuurders, wel hun sporen nagelaten
in het zand der historie. Van de anonieme door
snee-migrant weten we echter vrijwel niets: soms
een naam, soms iets meer, meestal is alles versto
ven. De gewone man blijft gewoonlijk naam- en
spoorloos in de geschiedenis.
Dank zij de buitgemaakte en bewaarde "Prize
Papers" weten we nu meer over de transatlanti
sche migratie en hebben sommige kolonisten voor
het eerst een gezicht gekregen. In brieven en
briefjes doen zij verslag van hun wederwaardig
heden en vragen zij hoe de thuisblijvers het
maken; vaak gaat het om niet meer dan huis-,
tuin- en keukenzaken, maar die maken het kijkje
in de bus met verloren post juist zo aardig. Ech
ter, niet alleen het papier is interessant. De in
Vlissingen geboren opperkoopman Jan Bekker
Teerlink nam in 1803 plantenzaden mee uit Zuid-
Afrika. Een deel van de zaden bleek bijna twee
eeuwen later nog kiemkracht te hebben en werd
Boekbesprekingen
117