Ze uiting van rijkdom en intellectuele ontwikkeling. Ze vormden als het ware een verlengstuk van de naturaliënkabinetten, collecties bijzondere stenen, mineralen, fossielen en dergelijke die binnenshuis in fraaie pronkkasten en -kamers werden bewaard. Later vond deze manier van decoreren ingang onder een bredere laag van tuinbezitters. Uiteinde lijk vond het grotwerk zijn weg naar de tuinen van de gegoede middenstanders in de Zaanstreek en Broek in Waterland, waar het met name vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw en in de negentiende eeuw erg gewild was en ook internati onaal de aandacht van toeristen trok.12 In het Zierikzeese Zonnehof bevond zich ook een aanzienlijke hoeveelheid van dat grotwerk. Baster koesterde een grote belangstelling voor schelpen en natuursteen. Hij bestudeerde ze niet alleen, maar gebruikte ze ook om zijn tuin en inte rieur mee te versieren. Een tijdgenoot noemde hem een "kunstenaer in het maeken van grotwerken van schulpen".13 Basters meesterwerk op dit gebied was zijn schelpenbuffet, dat thans in het Zeeuws Museum is te bewonderen. Dit grote grenenhouten buffet van drie meter hoog en ruim twee meter breed deco reerde hij met allerhande patronen van tropische hoorns, schelpen, stukjes koraal en dergelijke. De wapenschilden van hem en zijn vrouw, onder aan het buffet, zijn eveneens vervaardigd van deze materialen. Hij legateerde het meubel aan het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. Het buffet stond "in mijne grooste zijkamer" van zijn woning aan de Oude Haven in Zierikzee; het huis op zijn Noordgouwse buitenplaatsje Buytensorge zal niet zo groot geweest zijn dat er sprake was van meerdere zijkamers. Behalve dit buffet had Baster nog meer interieuronderdelen die met grot werk waren versierd, waaronder een van de drie "schilderijtjes of liever hangende kasjes met vreemde vogelen, capellen en andere fraeye insec ten seer cierlijk geschikt" die in het "voorsalet" van zijn Zierikzeese huis hingen. Ook zijn tuin versierde Baster met dergelijke ornamenten. In de Bloemhof had hij de al eerder genoemde triomfboog opgesteld, in het veilingver- slag een "grotwerkze boogh" geheten, met daar bovenop een "sphera" of bolvormige zonnewijzer. In de moestuin waren twee "grotwerkze faassen met dito pedestalen" te zien, naast nog een "geplakte faas" op een houten voetstuk. Langs de tuinmuur aan het Vrije stonden drie "geplakte faassen" en een dito "beeldeken". Ten slotte had hij bij de druivenkas nog een dergelijk vaasje neerge zet. In de tuin van Het Zonnehof stonden verder geen houten tafels, maar exemplaren die als "steene tafel" worden aangeduid. Mogelijk betreft het hier tafels met een blad van inlegwerk met ver schillende soorten natuursteen in sierlijke patro nen. Dit zou aansluiten bij Basters belangstelling voor schelpen en natuursteen. Het grotwerk in de tuin van Baster was vrijwel zeker door hem zelf vervaardigd, net als het buffet. In zijn Zierikzeese werkkamer had hij bij zijn over lijden nog 43 doosjes met stukjes steen, hoorntjes en schelpen voor grotwerk in voorraad.14 Versieringen met schelpen en koralen zijn erg kwetsbaar. Daarom waren er in een huisje naast Het Zonnehof twee houten tenten opgeslagen, "die nende des winters tot conservatie van 't grotwerk". Deze kisten werden met stro gevuld en om de grote stukken grotwerk heen geplaatst. De kleinere stuk ken, zoals de vazen, zullen in de winter ergens binnen zijn gezet. Goudvissen Basters tuin was wijd en zijd bekend vanwege de goudvissen die de dokter er kweekte. Een van de bassins bevatte "ruym een paar duysend goudvis sen wier ongemeene makheyd, ruym zoo veel verwondering als hare schoonheyd aan vreemdelingen geeft", zoals hij aan een vriend schreef, "kunnende mijn vrouw die kunsjes laaten doen." De vissen vormden een attractie voor bezoe kers. In de zomer van 1774 bijvoorbeeld bezocht de Leidse professor Nicolaas Hoogvliet met zijn vrouw Elisabeth Anna Tatum en kinderen Basters tuin. De zeventienjarige zoon Frans Cornelis noteerde dat de grote en rijk versierde tuin twee of drie vij vers met goudvissen bevatte, en "een der vijvers is ter voortteelinge van dit Chineese vischje geschikt, welke jaarlijks toeneemen in menigte." Sommige visjes waren zo mak dat ze brood uit de hand aten.15 In de voorkamer van zijn huis hield Baster eveneens vissen. Aan de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem legateerde hij "een seer groote glase klok met deszelfs voet en gesneede deksel en in deselve twaalf Chineesche goudvisschen, zoo als 't een en ander in deszelfs 8 Een theater voor 'turnoefeningen'

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2011 | | pagina 10