Zeeland 20.1
De fossiele schelpen van de
Nederlandse kust in Zeeuws perspectief
Peter Moerdijk
In 2010 werd in het Nationaal Centrum voor Bio
diversiteit Naturalis te Leiden het boek De fossiele
schelpen van de Nederlandse kust gepresenteerd.1
Sinds lange tijd is hiermee een handboek beschik
baar waarmee de voornamelijk in Zeeland2 gevon
den fossiele schelpen op naam gebracht kunnen
worden. Het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen verleende een financiële bijdrage
aan de uitgave, mede reden om er in dit tijdschrift
aandacht aan te besteden.
Een integrale atlas van fossiele schelpen
De atlas komt voort uit een initiatief van A.
(Arie) W. Janssen, voormalig conservator van de
Cainozoïsche3 mollusken4 van het Rijksmuseum
voor Geologie en Mineralogie te Leiden. Janssen
was de schrijver van de laatste afleveringen van
de vanaf 1954 in het wetenschappelijk tijdschrift
Basteria gepubliceerde 14-delige serie 'De fossiele
schelpen van de Nederlandse stranden en zeega
ten'. De volledige serie is algemeen bekend als 'de
fossielenatlas', maar vormt zowel qua redactie als
illustraties geen geheel. Janssen vond dat de serie
gebundeld zou moeten worden in een integrale
atlas. De beoogde bundeling moest de gewenste
eenheid brengen. Dit bood tevens de gelegenheid
tot het aanbrengen van de talloze aanvullingen
die sinds het uitbrengen van de afzonderlijke
deeltjes nodig waren.
Verzamelaars van de Zeeuwse fossiele schel
pen hebben een platform in de werkgroep Geolo
gie van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap
der Wetenschappen. Janssen verzocht daarom in
1990 om medewerking van deze werkgroep aan
zijn initiatief. De werkgroep organiseerde deter
minatiebijeenkomsten om alle gevonden soorten
te inventariseren. Toen Janssen echter de pensi
oengerechtigde leeftijd naderde, liet hij zijn plan
nen voor de atlas varen. Dit was begrijpelijk,
maar leidde wel tot teleurstelling binnen de werk
groep, want velen keken uit naar zo'n integrale
fossielenatlas en er was al veel werk en energie in
gestopt.
Daarom zocht de werkgroep in de loop van
1996 contact met de opvolger van Janssen, F.
(Frank) P. Wesselingh. In de tussentijd was het
Rijksmuseum verhuisd en omgedoopt in Natio
naal Natuurhistorisch Museum Naturalis. Wesse
lingh bleek bereid tot een hernieuwd initiatief.
Daarbij kwam nu wel veel meer werk bij de werk
groep zelf te liggen dan destijds onder Janssen
het geval was geweest. Ook nu weer determinatie
bijeenkomsten, en bovendien bezoeken aan
belangrijke particuliere fossielencollecties, waar
onder die van Gerrit de Zeeuw van het Schelpen
museum in Zaamslag en de verzameling van
Joost de Visser in Westkapelle. Toegang tot de
collectie fossiele mollusken van het Genootschap
liep eenvoudig via conservator F. (Freddy) A.D.
van Nieulande, die veel aan dit project bijdroeg.
Liet schrijfwerk voor de beschrijvende hoofd
stukken kwam niet bij Wesselingh, maar bij
schrijver dezes te liggen. Daarbij bleken veel
aanvullingen nodig en was ook veel literatuur
onderzoek te doen. Wesselingh nam met een aan
tal specialisten de inleidende hoofdstukken voor
zijn rekening.
De onderzoeksresultaten
Gerhard Cadée schreef samen met Wesselingh een
inleidend hoofdstuk over tafonomie van schelpen.
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd wat er allemaal
met de schelpen gebeurt na het overlijden van het
weekdier. De auteurs beantwoorden vragen als:
waarom zijn veel schelpen op het strand bescha
digd, hoe ontstaat een bruine of blauwe verkleu
ring, en hoe komt het dat in sommige schelpen
zo'n mooi rond gaatje zit? Vragen waar tot nu toe
maar weinig toegankelijke informatie over te vin
den was.
In dat opzicht is ook het hoofdstuk over schel
pen en afdrukken daarvan in hier aanspoelende
zandstenen en fosforieten een belangrijke aan
vulling op oudere literatuur. De fauna's die hierin
worden aangetroffen, zijn voor het eerst systema
tisch in kaart gebracht. Ze blijken veel voor de
Nederlandse fossielenfauna nog onvermelde soor
ten te bevatten. Gerrit de Zeeuw noemt de eocene
Fossiele schelpen
15