Zeeland 20.1 het is niet uitgesloten dat deze soort nog levend in de Barentsz-zee voorkomt.5 Na de doorbraak van de Beringstraat aan het begin van het Plioceen kwam een migratie op gang van Pacifische zeedieren naar het Noord- Atlantische gebied. Op die manier konden soorten als de mossel - althans de voorloper daarvan6 - ons gebied bereiken. De migratiegolf is duidelijk uit de fossil record af te lezen en de successieve lijke aankomst van onderscheiden soorten is van belang voor datering van bepaalde afzettingen. Studie voor De fossiele schelpen van de Neder landse kust leidde tot de ontdekking dat de van oorsprong Pacifische strandschelp Mactromeris polynyma (Stimpson, 1860) ook in de Noordzee voorkwam, maar alleen aan het eind van het Pli oceen.7 De dieren, die meer dan tien centimeter groot worden, leven nu nog aan noordelijke Noord-Amerikaanse en Aziatische kusten. In totaal zijn circa honderd soorten aangevuld ten opzichte van de atlas-serie in Basteria. Het mooist is het natuurlijk als er soorten ontdekt worden die geheel nieuw zijn voor de wetenschap. Het werk aan de atlas leverde tien nieuwe soor ten8 en zelfs één schelpengeslacht9 op, die intus sen beschreven zijn in afzonderlijke wetenschap pelijke publicaties. De studie leverde ook tot nu toe uitsluitend in boringen of in Belgische ont sluitingen aangetroffen nieuwe soorten op.10 Waarom vinden we juist in Zeeland zoveel fossielen? Dat Zeeland een zeer rijke vindplaats is van fos sielen, is bij het grote publiek een relatief onbe kend gegeven. Toch mag Zeeland zich hier met recht op voor laten staan. Het gaat niet om spec taculaire skeletten van Sauriërs of om fraaie Ammonieten, maar vooral om fossiele botten, tanden en fossiele schelpen uit de laatste ca. 50 miljoen jaar van onze aardgeschiedenis: het Ter tiair en het Kwartair (zie tijdbalk). De fossielenrijkdom van Zeeland is te verkla ren uit haar positie in het tektonische raamwerk van deze provincie. Tektoniek is het geheel aan bewegingen en vervormingen van de aardkorst, zoals de beweging van de verschillende aard schollen ten opzichte van elkaar en breuken en plooien in het oppervlak van de aarde. Meestal betreft het langzame en langdurige processen. periode tijdvak Ouderdom in miljoenen jaren Kwartair Holoceen Nu - 0,01 Pleistoceen 0,01 - 2,588 Tertiair Neogeen Plioceen 2,588 - 5,33 Mioceen 5,33 - 23 Paleogeen Oligoceen 23 - 33,9 Eoceen 33,9 - 55,8 Paleoceen 55,8 - 65,5 Krijt Tijdbalk van de perioden waaruit de Zeeuwse fossielen stam men. De oudste Zeeuwse fossielen zijn van eocene ouderdom. Illustratie: P. Moerdijk. Schelpen zijn het uitwendig skelet van week dieren (Mollusca). Binnen de stam van de weekdieren zijn slakken (Gastropoda), twee-kleppigen (Bivalvia) en inkt vissen (Chephalopoda) de bekendste klassen. De keverslakken (Amphi- neura) en stoottandjes (Scaphopoda) zijn relatief onbekend. Keverslakken bestaan steeds uit acht scharnierende schelpstukjes, die na de dood van het dier uit elkaar vallen. Het op naam brengen van deze losse stukjes is specialistenwerk. De hier aan spoelende acht fossiele soorten waren niet eerder in kaart gebracht. De stoottandjes waren wel eerder behandeld, in vijf soorten, maar dat aantal is nu verdubbeld. Stoottandjes lijken sterk op een (holle) stoottand van een olifant vandaar de naam. De Zwakgeribde olifantstand Dentalium vulgare. Tekening: L. van der Slik. Illustratie ter beschikking gesteld door NCB Naturalis. De Asgrauwe keverslak Lepidochitona cincrea. Tekening: L. van der Slik. Illustratie ter beschikking gesteld door NCB Naturalis. Fossiele schelpen 17

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2011 | | pagina 19