Het strand van het Zwin bij Cadzand is evenwel de plaats om gegarandeerd veel eocene fossielen te vinden. De Zwinkokkel Venericor planicosta (Lamarck, 1801) is daar een veel voorko mende, dikschalige fossiele schelp uit het Eoceen, maar ook de haaientanden waar Cadzand ver maard om is, stammen uit deze vroege periode van het Tertiair. Bovendien zijn interessante vondsten te doen in de daar ook aanspoelende, vaak fossielen bevattende eocene 'zwinwachters'. Naast het Sloegebied en Cadzand is een derde belangrijke vindplaats Domburg. Hier zijn vooral de fossielen uit het Vroeg-Pleistoceen speciaal, maar ook uit alle andere genoemde tijdperken zijn hier fossiele schelpen te vinden, zij het niet in grote aantallen. Omdat bij Domburg in 2008 en 2009 een enorme hoeveelheid zand gesuppleerd is dat van ver uit de kust komt, zullen deze karakte ristieke fossielen voorlopig wel zeldzaam blijven. Ook het gesuppleerde zand bevat echter interes sante laat-pleistocene fossielen, zodat een zoek tocht daar niet vergeefs hoeft te zijn. Bovendien kunnen op het strand ten noorden van Domburg tot aan de Oosterscheldekering dezelfde fossielen worden gevonden als tot voor kort bij Domburg, zij het in geringere hoeveelheden. Verder noorde lijk nemen de vondstmogelijkheden voor fossielen verder af. Toch spoelen ook elders langs de kust, met name op de Waddeneilanden, fossiele schelpen aan. Dit betreft veelal relatief jonge, holocene of laat-pleistocene fossielen. Dat hoeveelheden terti aire fossielen op de stranden aanspoelen, is een unieke Zeeuwse kwaliteit. Wetenschappelijke waarde van de Zeeuwse fossielen Er wordt nogal eens met dédain gesproken over de wetenschappelijke waarde van de strandfossie- len: wat heb je aan zo'n fossiel als je zijn geologi sche context niet kent? Elders, in de ons omrin gende landen, kunnen de fossielen en de afzettingen waarin ze voorkomen nauwkeurig bestudeerd worden bij de winning van grondstof fen. In de laatste decennia bovendien bij grote infrastructurele projecten, zoals de havenwerken in de omgeving van Antwerpen. Deze ontsluitin gen zijn echter van tijdelijke aard en soms alleen toegankelijk voor een enkele wetenschapper. De fossil record is er bovendien nergens compleet. De naam van de onlangs overleden Jacques Moraal uit Vlissingen, lid van de werkgroep Geologie, zal verbonden blijven aan de in 1996 voor het eerst gehouden jaarlijkse 'bottenvis- tocht' op de Westerschelde met de familie Schot. Deze tocht is de tegenhanger van de jaarlijkse 'kor- en bottocht' op de Ooster- schelde, die vermaard is om het opvissen van belangwekkende resten van vroeg-pleistocene landzoogdieren. De Westerscheldetocht is daarentegen vooral succesvol in het bemachti gen van miocene en pliocene botten van wal- visachtigen. Naast vele, soms sensationele fos siele botten kwam in 2003 een vrijwel gave klep van een grote (tot ca. 17 cm) soort man telschelp Pseudamussium princeps (Sowerby, 1826) boven water. Dit is een bij verzamelaars fameuze maar ook breekbare mantelschelp, waarvan bijna alleen fragmenten worden gevonden. De soort is beschreven uit de Crags van East Anglia en is tevens aangetroffen bij havenwerken in Antwerpen en omgeving. In 1932 was een in de Westerschelde bij Terneu- zen opgeviste klep van deze soort aanwezig in de collectie van het Zeeuws Genootschap, maar deze ging waarschijnlijk verloren bij het bombardement van Middelburg in mei 1940. De schelpen van Panomya trapezoides worden gevonden bij Domburg. Het is een soort die herinnert aan tijden dat het hier aanzienlijk kouder was, het Vroeg-Pleistoceen. Foto: P. Moerdijk. Fossiele schelpen 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2011 | | pagina 27