ving. Het heeft namelijk geen band. De katernen zijn alleen aan elkaar genaaid en de draadjes zijn op de rug zichtbaar. Dit maakt het boekje uiter mate kwetsbaar. Het valt al bijna uit elkaar als je het openslaat. In de bibliografie heet dit "een uit gave voor den binder". Inderdaad, de makers van het boek zijn vergeten het naar de boekbinder te sturen om er een echt boek van te maken, en dat is geen gezicht. Je stuurt je kind toch ook niet in z'n blootje de straat op? In elk geval is het een goede zaak dat de belangwekkende collectie- Sprenger nu onder de aandacht is gekomen. Mis schien vinden de voorwerpen uiteindelijk weer de weg naar huis. Maar dan graag wel fatsoenlijk ingepakt. Ad Beenhakker Ruud Paesie, Zeeuwse kaarten voor de VOC. Het kaartenmakersbedrijf van de Kamer Zeeland in de 17de en 18de eeuw. Zutphen, Walburg Pers, 2010. 104 blz., rijk in kleur geïllustreerd, bronnen- en literatuurlijst, namenregister. ISBN 978-90-5730- 678-5. 19,95. De schepen die in de zeventiende en achttiende eeuw voor de Vereenigde Oost-Indische Compag nie naar Indië voeren, waren voortreffelijk uitge rust met navigatiemiddelen, waaronder kaarten. Om de routes en bestemmingen geheim te hou den, werden deze kaarten tot 1753 niet in druk uitgegeven maar uitsluitend met de hand gete kend, op papier of perkament. Aan het begin van elke reis kreeg de schipper een stel kaarten die hij aan het einde van de reis weer moest inleveren. Vele duizenden van deze manuscriptkaarten zijn in omloop geweest; er zijn er maar enkele tiental len van bewaard gebleven. De kaarten voor alle kamers van de VOC wer den aanvankelijk getekend op het atelier van de kaartenmakers in Amsterdam. De leiding berustte bij de geoctrooieerde kaartenmaker; dat waren achtereenvolgens Hessel Gerrits, drie generaties Blaeu en Isaak de Graaf. Rond 1665 besloot de Kamer Zeeland om zelf de productie van gete kende kaarten ter hand te nemen, omdat men Blaeu te duur vond. Onder het Zeeuwse motto 'geen cent te veel' oordeelde men dat het in Mid delburg goedkoper kon. Dat bleek ook het geval te zijn. De landmeter en zeevaartkundige Arent Roggeveen werd tot kaartenmaker aangesteld en dat bleek een uitstekende keus. Het bedrijf bleef na zijn dood in 1679 in de familie: zijn zoon Johan en later diens stiefzoon Abraham Anias volgden hem op. Ruud Paesie heeft dit weinig bekende stukje maritieme geschiedenis op de van hem bekende grondige wijze onderzocht. Zijn boek is zeer overzichtelijk ingedeeld. Eerst behandelt hij de oprichting en organisatie van de VOC, vervolgens de uitrusting van de schepen met instrumenta rium en kaartmateriaal en daarna de techniek van het kaartenmaken. Uit dit verhaal blijkt hoe voortreffelijk de VOC, toentertijd verreweg het grootste bedrijf van Nederland, was georgani seerd. Ook wordt duidelijk dat de achttiende eeuw niet, zoals vaak wordt gedacht, uitsluitend een eeuw van verval was. Het hoogtepunt van de VOC-vloot van de Kamer Zeeland viel tussen 1720 en 1740. In de volgende hoofdstukken komen de kaar tenmakers Arent en Johan Roggeveen en Abra ham Anias aan de beurt. Alleen de laatste kan met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid als auteur van een aantal bewaard gebleven kaar ten worden aangewezen. De kaarten werden namelijk niet gesigneerd, maar elke kaartenma ker gebruikte een eigen type kompasroos. Van Anias is dat type met zekerheid bekend. Het Zeeuwse bedrijf heeft vele duizenden kaarten afgeleverd. Uit de weinige bewaarde kaarten blijkt dat ook het Middelburgse atelier voortreffe lijk werk afleverde. Het laatste hoofdstuk is gewijd aan een bij zonder project: de betonning en kartering van de Westerscheldemonding. Hierbij werd onder meer gebruik gemaakt van manuscriptkaarten van Anias. Een paar spectaculaire schipbreuken vormden in 1729 de aanleiding voor de VOC om Boekbesprekingen 37

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2011 | | pagina 43