[JM'.TiB
Hazen hebben een voorkeur voor wat grotere graslandgebie
den. Foto: Ch. Jacobusse.
bijen, en deze zijn veel lastiger te fotograferen
dan zoogdieren, maar het oog wil toch ook wat,
en daarom alleen al is dit boek een aanrader.
Zoals in de andere delen in deze serie, bestaan
de eerste vijftig bladzijden van het boek uit een
algemeen gedeelte. Na een inleiding over hoe dit
boek tot stand kwam volgt een beknopte beschrij
ving van de omgeving: bodem en landschap.
Chiel Jacobusse tekent voor dit hoofdstuk en ver
dient een compliment voor de manier waarop hij
in vijf bladzijden, inclusief foto's, een heel duide
lijk overzicht van de Zeeuwse landschapstypen
weet te geven. Datzelfde geldt voor Anne Fortuin
die de relatie van de zoogdieren met de water
huishouding beschrijft.
Wie denkt dat het waarnemen van zoogdieren
een simpele aangelegenheid is, moet zeker het
hoofdstuk 'Hoe krijg je zoogdieren op de kaart?'
lezen. Kijken en luisteren zijn daarbij heel
belangrijk, maar je moet dan wel weten hoe en
waar je moet kijken en hoe je dat watje hoort
moet interpreteren. Jan Piet Bekker en Luciën
Calle doen het in dit hoofdstuk duidelijk uit de
doeken. Ik moet constateren dat ik waarschijnlijk
massa's wilde zoogdieren zomaar voorbijloop
zonder ze te zien of te horen, maar de paragraaf
in dit hoofdstuk is met enthousiasme geschreven
en nodigt uit om zelf ook eens wat beter op te
gaan letten als je buiten loopt. Daarnaast staan
de deskundigen tal van andere hulpmiddelen ten
dienste. Verkeersslachtoffers vormen een belang
rijke bron van informatie. Ik vraag me bij het
lezen van deze paragraaf wel af of de wegbeheer-
ders zelf een grote soortenkennis hebben (zo ja,
dan petje af voor deze mensen) of dat veel kada
vers bij de leden van de Zoogdierwerkgroep op de
stoep terechtkomen.
Braakballen van roofvogels en uilen vormen
ook een belangrijke bron van informatie over de
aanwezigheid van kleine zoogdieren in het jacht
gebied van deze vogels. Uitpluizen is leuk werk
en spannend ook, wantje weet van tevoren niet
watje in zo'n uilenbal aantreft. Geen wonder dan
ook dat veel van de op deze manier verzamelde
gegevens van leden van natuurverenigingen
afkomstig zijn. Dan zijn er diverse vangmiddelen
waaronder heel geavanceerde, bijvoorbeeld het
hoorbaar maken van de ultrasone geluiden die
vleermuizen maken. Het wordt allemaal uitgelegd
in dit hoofdstuk.
De presentatie van de verzamelde versprei-
dingsgegevens is in dit zesde deel van de Fauna
Zeelandica beduidend beter dan in vorige delen
het geval was. Ik doel dan vooral op de versprei
dingskaartjes; deze zijn weergegeven per kilome-
terhok, een vak van een vierkante kilometer
overeenkomend met de kilometerhokken van de
topografische atlas van Zeeland. Op die manier is
op de kilometer nauwkeurig vast te stellen waar
een bepaalde zoogdiersoort voorkomt.
Nog veel meer interessante hoofdstukken
komen in de eerste vijftig bladzijden aan de orde.
Hoewel niet allemaal even zinvol voor een beter
begrip van de verspreiding van de zoogdieren in
Zeeland, dragen ze zeker bij tot een betere kennis
van de zoogdieren in het algemeen (ziekten die
door zoogdieren worden overgebracht, plaagdie-
renbestrijding, jacht). Een heel waardevol hoofd
stuk vind ik dat over de bescherming van zoog
dieren. Hier wordt in enkele pagina's een over
zicht gegeven van de wet- en regelgeving met
betrekking tot de flora en fauna. Flora en fauna,
want het hoofdstuk gaat niet alleen over zoogdie
ren. Een prima overzicht van de huidige bescher-
Boekbesprekingen
39