Zf
In 1753 bestond het latere Zonnehof (rechts, tegen de binnenkant van de stadswal) uit een siertuin met vijver en terras.
De boomgaard ten noorden ervan kwam er later bij. Plattegrond, uitgegeven door Isaac Tirion te Amsterdam, 1751, 17,5 x 26 cm,
uit: Tegenwoordige staat van Zeeland, deel I. Zeeuws Archief, Kaarten Zeeland, toegang 292, inv.nr. 1008.
deze afbeeldden, vermeldt de beschrijving niet.
Volgens de omschrijving in het veilingverslag
grensde de tuin ten noorden aan het Jannewekken,
ten westen aan het Vrije en ten oosten aan het
voetpad onderlangs de stadswal. De zuidelijke
grens werd gevormd door de tuinen van de raads
heer Marinus Jan de Jonge en de weduwe van Qui-
rijn Jansz. Bosgeld. Het Zonnehof was met zijn
oppervlakte van iets meer dan een hectare bijna
net zo groot als sommige buitenplaatsen onder
Noordgouwe. Basters eigen buitenplaatsje Buyten-
sorge aldaar, dat hij in 1751 had gekocht, was zelfs
kleiner.4
De stadsplattegrond die is opgenomen in de
Tegenwoordige Staat uit 1751, toont Het Zonnehof
in de vorm waarin Baster het erfde. Het bestaat uit
een siertuin tussen het Vrije en de stadswal. Het
gedeelte ten noorden daarvan hoort er nog niet bij
en zal door Baster zijn toegevoegd. Aan de straat
staan twee gebouwen, waartussen zich het toe
gangshek bevonden moet hebben. Hoewel de inde
ling van de tuin meetkundig niet geheel nauwkeu
rig lijkt, is er wel uit af te leiden dat er een grote
parterre ligt: aan weerszijden van een middenpad
liggen rechthoekige vakken die elk door een diago
naal pad in driehoeken zijn verdeeld. Aan het eind
ligt een bassin met een geschulpte rand en daar
achter lijkt een soort verhoging de tuin met een
halve boog af te sluiten.
Deze tuin valt op door zijn bijzondere vormge
ving. De parterre, die door paden in vakken wordt
verdeeld en aan het eind een bassin en een terras
als afsluiting, is aanzienlijk fantasierijker dan de
meeste tuinen die op de stadsplattegrond te zien
zijn. Het ontwerp lijkt ontleend aan een Frans
voorbeeldenboek voor tuinaanleg en -onderhoud
dat toen ook in Zeeland bekend was: La Théorie et
la Pratique du Jardinagegeschreven door de
Franse edelman Antoine-Joseph Dezallier
dArgenville. De eerste druk was verschenen in
Parijs in 1709 en een Nederlandse herdruk (in het
Frans) werd uitgebracht te Den Haag in 1739. Veel
van de parterres in het boek bestaan uit twee vak
ken langs een middenpad, dat uitkomt bij een bas
sin. Voor terrassen die deze tuinen boogvormig
moeten afsluiten, geeft Dezallier verschillende
Een theater voor 'turnoefeningen'