het een berceau was, een overdekt pad van lat werk waarover klimplanten waren geleid. Dit zal een visuele barrière hebben gevormd tussen de twee tuingedeelten en hebben gezorgd voor de inkadering van de Bloemhof, een tegenwicht bie dend voor de schutting of bomenrij die deze hof aan de zuidzijde afsloot. Aan de noordzijde van het laantje, in het gedeelte dat in 1751 nog een boomgaard was, bevond zich de moestuin met daarin een bassin, de zogeheten Lange Vijver. De moestuin was Basters ruimte om zich met de botanie bezig te houden, en waar hij "veele uit- landsche gewassen en heesters" kweekte.9 Over de beplanting van de tuin is niet veel informatie uit de inventarisbeschrijving te halen, behalve dat er in ieder geval geschoren hagen geweest moeten zijn. In de loods stond namelijk een scheerwagen gereed, een steiger op wielen die werd gebruikt voor het scheren van de hoge hagen en van bomen. De moestuin was niet alleen bedoeld voor de teelt van groente en fruit maar vervulde ook een decoratieve functie. Dit blijkt uit het grote aantal tuinornamenten dat er was te vinden. Onder meer stonden tussen de groentebedden twee "witte faas- jes met houte pedestalen", vier "termen [Hermen] op weder end van de lange vijver" en nog wat zogeheten grotwerk, waarover later meer. Ook hier stond weer een aantal komisch bedoelde figuren opgesteld: onder meer kon een terracotta "Hansworst" de bezoeker aan het glim lachen brengen. Deze is de van oorsprong Duitse tegenhanger van de Italiaanse harlekijn, en was ook in de Nederlanden een bekende figuur uit het volkstheater. Verderop in de moestuin kon men, naast twee houten borstbeelden, een "houte juffer" vinden, waarschijnlijk op een schot geschilderd, evenals een tweede hansworst, deze keer van hout. Een houten dienstmaagd en een "dachdief" of lui lak wachtten de bezoeker op bij de verwarmde druivenkas. In de moestuin was ook een op houten schot geschilderde volière te vinden. Van dit alles kon de bezoeker genieten terwijl deze zat op een van de twee houten stoelen, wederom groen geverfd, waarbij een stenen tafel hoorde. Verder stonden er verschillende kassen in de tuin. De inventarisbeschrijving noemt naast de al genoemde druivenkas een perzikenkas met negen ramen, een tweede druivenkas met zes ramen, nog een kas met vijf ramen en zelfs een derde "staande druyvekas met de ramen daarvoor". Broeibakken met in totaal 45 ramen boden plaats aan allerlei groenten, terwijl voor de groenten in de open bed den "13 glaze klokken" beschikbaar waren; dit waren glazen stolpen die over planten gezet wer den om ze wat extra warmte te geven, een soort miniatuurbroeikas dus. Vooral bij komkommers, bloemkool en meloenen werden ze toegepast maar ook om voorjaarsbloemen zoals primula's te beschermen. Bij de Lange Vijver in de moestuin stond nog een "bloemkist", een met planken afgetuind en verhoogd bloembed. Hierin stonden "de Kaapsche bloembollen" die de weduwe van Baster in 1775 uitzonderde van de verkoop.10 Aangrenzend bevond zich de befaamde goud visvijver, geflankeerd door een terracotta tuin beeld en twee tuingebouwen. In de Groene Tent kon men plaatsnemen op een van de zes bankjes die rond een stenen tafel waren opgesteld. Het Gla zen Zomerhuisje was gemeubileerd met vijf stoelen en een vierkante tafel waarop een kleedje lag. Er hing één gordijn, wat erop wijst dat deze koepel slechts één raam had. Aan de wand hingen drie prentjes. In dit tuingedeelte stond ook een schuur voor het opbergen van tuingereedschap. Grotwerk In het voorgaande overzicht zijn nog niet alle tuinornamenten vermeld. Er ontbreekt nog een categorie, en wel die van de tuinsieraden die het veilingverslag aanduidt als "geplakt". Daar had Baster een hele verzameling van. Dit is het zoge naamde grotwerk, dat een aparte vermelding ver dient. In de zeventiende en achttiende eeuw was grotwerk een populair decoratiemiddel voor de tuin. Het bestaat uit een combinatie van schelpen, gekleurde glazen kralen en steentjes en soms ook koraal en botten van dieren. Deze werden in kun stige patronen gelegd op de oevers van bassins en in sierperken. Ook decoreerde men vazen, voet stukken voor beelden of poorten in de tuin met dergelijke materialen, of zelfs hele interieurs van tuingebouwen die vervolgens 'grot' werden genoemd. Een bekend voorbeeld van een dergelijk bouwwerk is de schelpengalerij bij kasteel Rosen- dael, die rond 1730 werd vervaardigd naar ont werp van de beroemde architect Daniel Marot." De vroegste grotten en grotwerken in Neder land dateren uit de zeventiende eeuw, toen ze te vinden waren in de tuinen van de allerrijksten - de exotische schelpen en natuurstenen waren een Een theater voor 'turnoefeningen' 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2011 | | pagina 9