Ze
waaruit het perverse van eenzame opsluiting
moest blijken. Zo schreef de krant in 1851 over
een "braaf, ijverig huisvader" in Rotterdam die
voor een klein delict in een cel werd geworpen.
"Ziende, dat hij alléén in den kerker vertoeven
moest, herhaalde hij op krachtigen en ernstigen
Maar de jeugdige weduwe vloekt en verafschuwt
tevens, en elk weldenkende doet dit gewis met
haar het stelsel van eenzame opsluiting."23
De protesten hadden niet het gewenste effect.
De meeste politici en gevangenisinspecteurs
waren voorstanders van de cellulaire opsluiting.
'Gezigt van de vestzijde, op de werkzaamheden der Fundering voor een nieuw Huis van Arrest te Goes, zoo als die bestonden op den
23 Februarij 1859'. Aquarel door Gerard Braam (1805-1890), 47 x 71 cm. Zelandia Illustrata II 1428.
toon dat hij geene opsluiting verdragen konde. Hij
heeft er zelfs bijgevoegd dat die scheiding van
zijn vrouw en zijne kinderen, en dat vooral die
eenzame, die afzonderlijke opsluiting, hem krank
zinnig zoude maken. En de beklagenswaardige
werd krankzinnig! Hij was het reeds op den avond
van denzelfden dag zijner gevangenneming. Wie
weet wat hij, de overigens zoo zorgvuldige en
brave huisvader, niet zal gevoeld hebben, toen hij
in wanhoop, door krankzinnigheid geboren, boven
uit een venster sprong, meer dan zestig voeten
boven den beganen grond verheven! Verminkt en
half verpletterd op de keisteenen neergevallen,
droeg men den arme zieltogend naar het gasthuis.
Thans heeft hij reeds den geest gegeven, en snik
ken zijne vrouw en kleine kinderen om het verlies
van man en vader, van kostwinner en zorgdrager!
De bekende gevangenisinspecteur Grevelink
drukte zijn afkeer voor de gemeenschappelijke
opsluiting niet onder stoelen of banken, toen hij
in 1857 naar aanleiding van zijn bezoek aan de
gevangenis in Goes opmerkte: "Ik vond hier 19
gevangenen, zonder arbeid, zonder onderwijs,
zonder wandelplaats, zonder godsdienstbeoefe-
ning; kinderen en ouderen onder elkander, alles
ten gevolge der localiteit."24
Grevelinks pleidooi voor eenzame opsluiting
was toen echter niet meer nodig. Vanaf 1851 had
de rechter reeds de bevoegdheid om eenzame
opsluiting als straf op te leggen. Gold de straf
aanvankelijk voor een periode van maximaal zes
maanden, in 1854 werd de termijn tot een jaar
verlengd en in 1880 kon de rechter zelfs een straf
van vijfjaar eenzame opsluiting opleggen.25
48
Goese gevangenis