die "verspreid over een groot deel van de binnen
stad insloegen". Het verwoeste deel van Middel
burg bevond zich in een geconcentreerd gebied
rond de Abdij, Markt en de Rotterdamschekaai/
Dwarskaai. Ruim tweederde van de binnenstad
werd op 17 mei 1940 nauwelijks getroffen. Als
het Duitse plan inderdaad zou zijn geweest om
door middel van een terreurbombardement de
tegenstander op de knieën te dwingen, dan kan in
ieder geval worden geconcludeerd dat dit niet al
te effectief werd uitgevoerd. Daarnaast kan de
vraag worden gesteld waarom de Fransen zich
zouden overgeven na een bombardement op een
(grotendeels) verlaten Nederlandse stad.18
Van der Weel heeft wel een punt als hij zich
keert tegen de conclusie uit het boek Middelburg
17 mei 1940. Het vergeten bombardement dat de
beschieting bedoeld was als flankbescherming
voor de Duitse opmars. Hij vraagt zich terecht af
waarom dan de brug over het Kanaal door Wal
cheren of andere toegangswegen niet zijn aange
vallen.19 Gedurende de beschieting tussen 12.00
en 18.30 uur waren de Duitsers ingegraven in een
klein bruggenhoofd aan het einde van de
Sloedam en was er dus geen sprake van een
Duitse opmars of van een flankdreiging.
Hoe verhoudt het bombardement van 17 mei 1940
op Middelburg zich nu tot het toen geldende
humanitaire oorlogsrecht? Als eerste moet het
bombardement worden getoetst aan het LOR. De
bepaling in artikel 25 van het LOR die stelt dat
een aanval of bombardement op steden, dorpen
of gebouwen die niet worden verdedigd verboden
is, was niet van toepassing op de Zeeuwse hoofd
stad. Middelburg kon immers niet als onverde
digde stad worden beschouwd. Duidelijk is dat de
Duitsers zich niet hielden aan artikel 26 (het
vooraf waarschuwen voor een bombardement) en
artikel 27 (het ontzien van waardevolle gebou
wen). Aan de andere kant heeft het Middelburgse
stadsbestuur nagelaten dergelijke gebouwen te
markeren. Ook later in de Tweede Wereldoorlog
zouden deze artikelen door alle strijdende par
tijen stelselmatig worden genegeerd.
Het LOR lijkt weinig houvast te bieden bij de
beoordeling van het bombardement op Middel
burg. Verschillende bepalingen uit het reglement
waren niet alleen onvolledig maar in 1940 inmid
dels ook verouderd. De ontwerpverdragen uit het
interbellum sloten beter aan bij de praktijk van de
m
oorlogvoering gedurende de Tweede Wereldoor
log, maar deze hadden weer als nadeel dat ze for
meel niet van kracht waren. Vooral lijkt van
belang dat de Draft Hague Rules of Air Warfare
en de Draft Convention for the Protection of Civi
lian Populations Against New Engines of War
meer rekening hielden met ervaringen uit de Eer
ste Wereldoorlog. Hierin werd een onderscheid
gemaakt naarmate steden en dorpen zich wel of
niet in de onmiddellijke nabijheid van militaire
operaties of militaire eenheden en installaties
bevonden. Bij het bombarderen van plaatsen in
een frontgebied, en dat gold ook voor Middelburg
op 17 mei 1940, was er meer militair geweld
geoorloofd dan bij luchtaanvallen op steden die
ver achter het front lagen Draft Hague Rules of
Air Warfare, artikel 24.4, en Draft Convention for
the Protection of Civilian Populations Against
New Engines of War, artikel 2).
Met de dreiging van het naderende front nam
de burgemeester van Middelburg de wijze beslis
sing om de bevolking op te roepen de stad te ver
laten. Volgens de Draft Hague Rules of Air War
fare, artikel 24.4, moest bij een bombardement op
een stad in de nabijheid van het front rekening
worden gehouden met het gevaar voor de burger
bevolking. Men zou dus kunnen stellen dat door
de inwoners te evacueren de juridische drempel
Duits bombardement
67