Boekbesprekingen Paul de Schipper, De Sterke van Saeftinghe, Atlas, Amsterdam/Antwerpen 2010, 333 blz., geïll. in zwart-wit, ISBN 978-90-450-1605-4. 24,90. "Gustaaf de Maayer was eigenlijk al vanaf zijn geboorte kansloos. Zijn jeugd en zijn hele verdere bestaan stonden in het teken van strijd en overle ven." Waarom dan aan deze Gustaaf de Maayer, alias Staf de Sterke (een bijnaam die hij kreeg toen hij werd uitgedaagd als tiener om met een kruiwagen te rijden), een boek gewijd? Omdat De Sterke daarin model staat voor de bewoners van een stukje Nederlands-Belgisch grensgebied, het land 'achter' het Verdronken Land van Saef tinghe. Een afgelegen hoekje van zowel Neder land als Vlaanderen ("Een plek waar Onze-Lieve- Heer nooit komt") met het tweelingdorp Nieuw-Namen-De Kauter/Kieldrecht (De Kouter) als voornaamste woonkern. Het einde van de wereld. De wegen lopen er dood op de schorren, hectares en hectares schorren. Om dat schorren landschap te beschrijven citeert Paul de Schipper in het begin van het boek uit de roman De Sneeuwgans van Paul Gallico: "Desolaat, een zaam en nog eenzamer lijkend door het geschreeuw van de vogels die in deze gebieden wonen." Ik houd het persoonlijk liever op Jacques Brels Le plat pays/Mijn vlakke land, want ik vind Saeftinghe alleen maar desolaat op een natte herfstdag. Als "de Schelde blinkt in zuidelijke zon" is Saeftinghe allesbehalve troosteloos. Troosteloos was wel het bestaan van de bewoners van dat gebied, inwoners van Hulster- loo, in de streek beter bekend als De Kauter/De Kouter, gelegen op een voor Nederland absoluut unieke plek: een Pliocene (vijf miljoen jaar oude) zandbult. Ze waren doodarm en compleet van God los. Dat laatste letterlijk: pas in 1859 kwam de eerste pastoor (en kort nadien de eerste kerk). Er was geen school, er was geen dokter, er was ook geen gezag: in 1865 kwam de eerste sjampet- ter (veldwachter) naar Nieuw-Namen (want met de komst van pastoor Camerman had Hulsterloo ook een nieuwe naam gekregen). Niettemin bleef het een dorp van houten hutten gedekt met stro, onverharde wegen en een bevolking met in de tweede helft van de negentiende eeuw een levensverwachting van 26 jaar, terwijl dat in de rest van Nederland 45 was. In 1930 was er in Nieuw-Namen nog steeds geen elektriciteit, water kwam uit een poel en men bedreef vooral ruil handel, want geld was er nauwelijks. De Derde Wereld in Nederland. In die setting werd in 1893 Gustaaf de Maayer geboren. Staf de Sterke, die met zijn melancholieke blik de omslag van het boek siert. Het boek gaat eigenlijk niet over hem. Paul de Schipper heeft voornamelijk Richard Bleijenberg aan het woord gelaten. En dat levert een boeiend boek op, want Richard kan boeiend vertellen, weet ik uit eigen ervaring: over geologie (hij is beheerder van de Meester Van der Heijdengroeve in Nieuw-Namen, waar het Pliocene zand aan de oppervlakte komt), over het Verdronken Land van Saeftinghe (hij is er vele jaren natuurgids), over de geschiedenis van de streek (hij is er geboren), en ja, ook over De Sterke en zijn gezin (want hij is getrouwd met Staf de Sterkes dochter). Staf was een zwijgzame, eenzelvige man die het opvoeden van zijn tien kinderen voornamelijk aan zijn vrouw overliet. Maar wel een man die op zeldzame momenten liet merken dat hij om zijn kinderen gaf, en trots op hen was. De Sterke greep iedere mogelijkheid aan om wat geld te ver dienen, en verwachtte dat zijn kinderen daarin meehielpen. Hij werkte op een vissersboot en op een baggerschuit. Wanneer hij zonder werk zat, ging hij de schorren in en ving vissen en krab ben, raapte mosselen of stroopte een zeehond het vel af om dat in Antwerpen te verkopen. Het grote gezin leed vaak honger en de kinderen leer den al vroeg bedelen, stelen en, op oudere leef tijd, smokkelen. De Schipper maakt de situatie niet mooier dan die was: hoofdstuk 22 heet 'Zak ken kleven in het gevang in Dendermonde'. Halverwege het boek richt de focus zich op Richard Bleijenberg zelf. Een minstens zo kleur rijke figuur als zijn schoonvader. Een natuurmens met een grote zelfvergaarde kennis van de omge- 78 Boekbesprekingen

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2011 | | pagina 44