zend inwoners, terwijl dat cijfer in heel Nederland
op 7,5 a 8,5 lag en het op het Vlaamse platteland
schommelde tussen zes en ruim zeven. De
Zeeuwse eilanden sloten dus, net als vóór de
jaren 1840, qua huwelijksgedrag weer meer aan
bij Vlaanderen dan bij overig Nederland.19 Vooral
de lage huwelijksfrequentie in de oostelijke Zak
van Zuid-Beveland (6,2 huwelijken per jaar) valt
op. Het verloop van de huwelijksleeftijd van
mannen sloot er aan op dat in Vlaanderen, waar
het in het decennium na 1860 met ruim een jaar
steeg om daarna weer te dalen.20
Wat er in Vlaanderen sociaal-economisch aan
de hand was, weten we: er was een eeuwenoud
patroon met veel voor de markt producerend
kleinbedrijf in combinatie met grote bedrijven
waarmee de klein-landbouwers een complexe
veelheid van relaties onderhielden - zoals tijde
lijke dienstverbanden als arbeider - wat zich uit
drukte in een veelheid aan wederzijdse financiële
verplichtingen. Dit patroon werd door de aardap
pelcrisis van 1845 aan het wankelen gebracht en
bezweek in de decennia erna. Dat deze beschrij
ving ook voor de oostelijke Zak van Zuid-Beve
land gold, is niet bewijsbaar - of zouden de grote
aantallen 'arbeiders' die we er tegenkomen in de
gemeentelijke administraties in feite door eigen
exploitatie van land de status van klein-landbou-
wer annex loonarbeider zoals in Vlaanderen heb
ben benaderd? Helemaal uit te sluiten is dat niet:
uit de tijd rond 1900 en ook al uit de jaren vóór
de landbouwcrisis is bekend dat er op het platte
land van Walcheren en Zuid-Beveland allerlei
wederzijdse verplichtingen bestonden tussen gro
tere boeren en arbeiders/klein-landbouwers. Hoe
ver deze situatie terugging in de tijd is niet
bekend. Deze constatering relativeert meteen ook
het gebruik van termen als proletarisering en de-
proletarisering voor de negentiende-eeuwse ont
wikkelingen op het platteland van de Zeeuwse
eilanden.21
Wat dat betreft is het onderzoek van Fertig in
het Westfalen van de periode 1750 tot 1870 inte
ressant. Fertig gaat uit van een steeds aanwezig
verschil tussen twee typen plattelandssamenle
vingen: een met versnipperd landbezit zoals in
Vlaanderen (het Paderborner land) en een meer
uitgesproken kapitalistische variant waar veel
mensen in dienstverband werkten en ook veel
individuen inwoonden bij familieleden; de positie
van de laatsten beschouwt Fertig als ongeveer
gelijk aan die van de loontrekkende arbeiders. In
de gebieden met versnipperd landbezit én daar
waar men nog veel in driegeneratiehuishoudens
leefde, werd het huwelijksgedrag van de bevol
king veel minder beïnvloed door schommelingen
van de economie. Fertig denkt dat de grotere
beschikbaarheid van zelf geproduceerde levens
middelen in deze minder marktgerichte regio's de
bevolking minder kwetsbaar maakte.22
Besluit
In het tweede en derde kwart van de negentiende
eeuw is het verband tussen de sociaal-economi
sche omstandigheden en het huwelijksgedrag op
het platteland van de Zeeuwse eilanden vermoe
delijk - zo lang er geen aanvullend onderzoek is
gedaan - nog het best te duiden als een samen
spel van proletarisering en de-proletarisering,
waarbij in de diverse regio's verschillende facto
ren in verschillende mate meewogen. Aanvanke
lijk uitte de slechte situatie in de agrarische sec
tor zich vermoedelijk in het afvloeien van
Jonge vrouw in Waleherse dracht, ca. 1878. Foto: Jacob Kor
sten (1841-1878), Middelburg. Zeeuwse Bibliotheek, nr. 55733.
Huwelijken in de negentiende eeuw
93