Ze<
personen naar de middengroepen - nader onder
zoek zou dat kunnen bevestigen maar de aard
appelcrisis vanaf 1845 stopte deze trend. Vervol
gens was een terughoudend huwelijksgedrag
waar te nemen, behalve voor Walcheren waar een
heel specifieke situatie was ontstaan door de
neergang van de stedelijke economie in de Franse
tijd: de grondmarkt was er zeer toegankelijk en
dus nog lang 'ruim', terwijl de bevolkingsgroei er
lager was dan in de twee andere onderzochte
gebieden. In centraal Schouwen-Duiveland werd
de druk op de agrarische sector na 1860 eerst
opgeheven door fikse emigratie tot circa 1873 en
daarna door een meer terughoudend huwelijksge
drag. Relatieve stagnatie kwam heel de periode
door voor in de veeteeltgemeenten, waar de
bevolking langzamer groeide en later trouwde.
De meest in het oog springende conclusie is
echter dat akkerbouw in combinatie met een
ruime (Walcheren) of juist een erg krappe (Oost-
Schouwen) grondmarkt leidde tot proletarisering
in de zin zoals Hofstee die eraan gaf: het vroeg
huwen van de afhankelijke arbeidersbevolking.
In de Oostelijke Zak van Zuid-Beveland en in
Oost-Schouwen herhaalde zich na 1860 het tradi
tionele effect dat de middengroepen groeiden ten
koste van het agrarische bevolkingsdeel. Behalve
als afgeleide van de bloei van de landbouw, kan
deze beweging dus ook geïnterpreteerd worden
als een 'noodmaatregel' voortvloeiend uit de
beperkte opnamecapaciteit van de agrarische sec
tor die geplaagd werd door de schaarbeweging
van landbouwprijzen en pachten vanaf 1860. Een
andere afgeleide van deze schaarbeweging kan de
aarzelende de-proletarisering zijn die in elk geval
waarneembaar was in West-Duiveland waar het
aandeel van de landbouwers onder de huwenden
na 1870 begon te stijgen.
Signalen van eenzelfde ontwikkeling - land
arbeiders die zich opwerken tot klein-landbouwer
en daarmee intensivering van de productie - zijn
mogelijk ook te ontdekken in de Oost-Zak en op
Walcheren. Het verloop van de huwelijksleeftijd
en de hoogte van de huwelijksfrequentie vertoon
den in de oostelijke Zak van Zuid-Beveland gelij
kenis met die in Vlaanderen.
In ons volgende nummer volgt een tweede deel
onder de titel 'Ongehuwd blijven'.
Jonge vrouw uit de familie Gaanderse of Kosten uit Dreischor,
Schouwen-Duiveland, ca. 1880. Foto: Anton Lauwrens Preu-
niger (1846-1919), Vlissingen/Zierikzee. Zeeuwse Bibliotheek,
Beeldbank nr. 11717.
Noten
F. van Poppel en J. Nelissen, 'Economie opportunities and
age at marriage: an analysis of 19th-century micro data
for the Netherlands' in: I. Devos and L. Kennedy (ed.),
Marriage and rural economy. Western Europe since 1400
(Turnhout 1999), p. 152-178, 153, 157; F. van Poppel,
Trouwen in Nederland. Een historisch-demografische stu
die van de 19e en vroeg-20e eeuw (Wageningen 1992),
p. 154, spreekt van "de geweldige regionale en sociale
variatie die in de huwelijksleeftijd bestond".
Het onderzoeken van clusters van naburige gemeenten
heeft als voordeel dat een manco van het onderzoek
op gemeenteniveau - namelijk dat niet alle ter plekke
huwenden daar ook gingen wonen - ten dele wordt
opgeheven. Een deel van de huwenden ging immers niet
in de gemeente maar wél in de regio wonen.
E.W. Flofstee, Korte demografische geschiedenis van
Nederland van 1800 tot heden (Haarlem 1981), krt. 1 en
2.
Van Poppel en Nelissen, p. 158, 159.
J. Kok, 'Vrijt daar je zijt; huwelijk en partnerkeuze in
94
Huwelijken in de negentiende eeuw