Ze Dit zou noodzakelijk zijn wegens het zoetwaterte kort dat de klimaatverandering teweeg zal bren gen. Waarom is het beprijzen van zoet water ten einde een efficiënt gebruik te stimuleren, zoals dat voor het Zoommeer werd voorgesteld, geen alternatief? Beprijzing reduceert de vraag en ver groot het aanbod. Het bemalen van het IJsselmeer bij verder gaande zeespiegelrijzing is technisch en econo misch heel goed mogelijk. Het opnieuw onder water zetten van de eind negentiende eeuw drooggelegde Makkumer, Parregaaster en Worku- mer meren is een oplossing voor het watertekort die veel meer extra baten qua recreatie en natuur brengt. Ook in Noord-Holland zijn ongetwijfeld mogelijkheden, te beginnen met het Lago Wie- De laatste aanbeveling betreft een nieuwe orga nisatie van het bestuur, die de integrale aanpak van de Delta mogelijk moet maken. Misschien is het goed dat de premier verantwoordelijk wordt, maar ik vind het bijzonder dat de nieuwe organi satie niet wordt ingepast in de bestaande. Wat is de positie van de Deltaregisseur ten opzichte van de DG's Water, Rijkswaterstaat, Inspectie VftW? Zal de Deltaregisseur niet snel een eigen dienst oprichten? Ook het Deltafonds roept vragen op. Het heeft geen zin te lenen voor jaarlijks terugkerende uit gaven in de orde van 1 miljard euro. Lenen is verstandig als het gaat om een grote investering van tientallen miljarden, waarvan vele latere generaties voordeel hebben. Het lenen van geld om achterstallig onderhoud (en daarvan is voor een deel sprake) te bekostigen, grenst aan het immorele. Het valt mijns inziens binnen de nor male politieke prioriteitsstelling om langdurig een extra bedrag van 1 miljard per jaar beschik baar te stellen voor zoiets belangrijks als de bescherming van Nederland tegen hoogwater. Tot slot Afsluitend ben ik van mening dat de nieuwe Deltacommissie een mooie reeks voorstellen heeft gedaan die helpen om de echte strijdpunten te vinden en de discussie te voeren. Om de discussie te stimuleren heb ik gewezen op de voorkeur van de huidige Deltacommissie voor het bestuurkundige concept van lokale con sensus boven algemeen geldende beslisregels. Dat leidt tot de volgende retorische vragen. - Is de bescherming tegen hoogwater een publiek goed dat een hogere bestuurslaag, het water schap, beschikbaar stelt tegen een mede op soli dariteit gebaseerde belasting? En dragen men sen die buitendijks wonen en geen waterschapsbelasting betalen, hun eigen schade? - Als de Waddenzee verdrinkt door de zeespiegel rijzing, zullen dan de zuidwestelijke estuaria niet evenzo verdrinken ondanks de kostbare inspanningen? - Als herstel van het natuurlijke getij noodzake lijk is voor de zuidwestelijke estuaria, moet dan niet ook het getij in de Lauwerszee worden her steld? - Als de oplossing voor de zoetwaterschaarste in de zuidwestelijke delta gevonden wordt in de beprijzing van zoet water, geldt dat dan niet ook voor het IJsselmeer? - Als de Deltacommissie het eeuwenoude concept van 'getemd water' omarmt voor de open/geslo ten Rijnmond, is het dan niet eveneens toepas baar voor de zuidwestelijke delta? - Is het behoud van het milieu en het herstel van het natuurlijk getij belangrijker dan de veilig heid van mens en maatschappij, en mag daar meer geld aan worden besteed? De beantwoording van deze vragen is van levens belang in een land dat voor een groot deel bene den de zeespiegel ligt en een geavanceerde econo mie op peil moet houden. Ik hoop dan ook van harte dat de essenties de discussie gaan beheer sen, en niet enkele minder doordachte elementen van het rapport die een beroep deden op ons schuldbesef en die bedoeld waren om ons wakker te schudden. 102 Zeeland en zeewater

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2011 | | pagina 28