1
bij de rekeningen zijn behouden. Juist deze bijla
gen geven veel gedetailleerde informatie, waar
door het mogelijk is de reis van Louise de Coligny
te reconstrueren.
Oversteek per oorlogsschip De Hont
Kapitein Legier Pietersen kreeg van de admirali
teit opdracht om Louise de Coligny naar Frankrijk
te brengen en ook weer op te halen.1 Pietersen
voerde het commando over de schepen die
patrouilleerden voor Duinkerken. Hij was daar
naast een van de watergeuzen die vanaf het begin
van het conflict Willem van Oranje steunde in de
opstand tegen Spanje.2 Hij diende vele jaren als
kapitein en klom snel op naar de eerste positie na
die van vice-admiraal Joos de Moor. Zijn thuis
haven was Vlissingen, waar hij kort tevoren een
splinternieuw oorlogsschip had gekregen. Het
betrof een pinas, een snelle driemaster met de
naam De Hont, gebouwd in de zomer van 1593 in
Zierikzee. Het schip had een kiellengte van circa
19,80 meter en twee dekken, waarop een beman
ning van zeventig koppen dienst nam.3
Het schip was zwaar bewapend met acht bron
zen en twaalf gietijzeren kanons. Daarmee was
het het zwaarst bewapende schip van de oorlogs
vloot uit Vlissingen. De andere schepen van de
vloot uit Vlissingen hadden acht tot dertien stuk
ken geschut aan boord. Voorafgaand aan de reis
van Louise de Coligny werd de bewapening uitge
breid met twee ijzeren bassen en met musketten.4
"...tot syraet int overvoeren van mevrouwe de
princesse"
Oorlogsschepen als De Hont waren niet ingericht
op het vervoeren van passagiers, en zeker niet
van hoge komaf. Voor de reis van Louise de
Coligny werd door de gecommitteerde raden van
de admiraliteit op 14 mei 1594 een schriftelijke
opdracht gegeven aan de equipagemeester te
Vlissingen. Hij diende de kajuit van de kapitein
in te richten "tot commodyteijt ende geryf".5
De kajuit werd behangen met circa twintig
meter groen laken, afgezet met lint, "tot syraet int
overvoeren van mevrouwe de princesse naer
Vranckerijck". Het textiel kon worden opgehangen
en weer worden afgenomen al naar gelang de
omstandigheden. Wellicht hing het ook aan het
"schutsel met pilaren", een kamerscherm of schei-
dingswand die de timmerman aanbracht. Ook
maakte hij de "boddelrye" groter. De "boddelrye"
ofwel bottelarij is de benaming van het vertrek op
een schip waar het keukengoed en de proviand
werd bewaard. Wellicht wordt hier een grote kast
in de kajuit bedoeld, bestemd voor servies, bestek
Pinas bij fort Rammekens, met de Zeeuwse vlag in top van de
grote mast en de vlag van Vlissingen in top van de fokken-
mast. Detail uit: 'Schepen op de rede van Rammekens bij Vlis
singen', gravure door Robert de Baudous (1575- ca. 1644) naar
Hendrick Cornelisz. Vroom (1562/3-1640), ca. 1600, 23 x 34
cm. De gravure is opgedragen aan Johan Huyssen (1566-1634),
heer van Cattendyke. Particuliere collectie.
en proviand van Louise de Coligny. Verder werd
een bed getimmerd en het secreet vergroot, zodat
ook dames met wijde gewaden er gebruik van kon
den maken. Het timmerwerk werd - zoals gewoon
lijk voor de kajuit - uitgevoerd door een huistim
merman en niet door een scheepstimmerman.
Vlagvertoon
Voor het schip werd een nieuw vaandel van zijde
gemaakt, "een blau vendel van dobbelen taffetaf,
mette wapen van Zeeland". Het wapen van Zee-
104
Op reis met Louise de Coligny