Ze Aanwinsten september G.G. Trimpe Burger-Mekking Het 102de Jaarboek van het Genootschap Amste- lodamum (2010) opent met een artikel van J. Ter voort: 'U, burgerlieden alleen, behoort de Salon des Variétés'. De auteur behandelt de geschiedenis van de 'salons' en hun publiek tussen 1839 en 1854. In 1839 opende Joseph Duport de eerste Salon des Variétés van Amsterdam aan de Nes. Het luidde een nieuwe vorm van uitgaan in, een toneelprogramma van meerdere 'vaudevilles' per avond in een klein theater, waar tijdens de voor stelling gedronken en gerookt mocht worden. In 1844 werd aan de Amstelstraat de tweede Salon des Variétés geopend, met Nathan Judels als directeur. De kwaliteit van de toneelgezelschap pen heeft gezorgd voor een brede, misschien standsoverschrijdende populariteit. Toch blijkt het vooral de middenstand te zijn die de salons regelmatig bezocht. De hogere burgerij was in mindere mate vertegenwoordigd en de deftige stand ontbrak volledig. G. van der Ham vertelt een familieverhaal, 'De dominee en zijn kleinzoon'. Het betreft de zeventiende-eeuwse remonstrantse dominee Isaac Pontanus en zijn kleinzoon Hendrik van Beek. Na een dispuut tussen de Leidse hoogleraren Goma- rus en Arminius over de predestinatie was de remonstrantse geloofsopvatting opgekomen en Pontanus is bijna veertig jaar als predikant bij de Remonstrantse Gemeente in Amsterdam werk zaam geweest. Kleinzoon Hendrik was advocaat en notaris. Over het criminaliteitspatroon, eergevoel en het gebruik van fysiek geweld door Amsterdamse volksvrouwen (1811-1838) schrijft 0. Ruitenbeek: 'Niet zonder kleerscheuren'. Begin negentiende eeuw is er een opvallende stijging van het aantal geweldsdelicten waarvoor vrouwen werden aan geklaagd. In tegenstelling tot wat vorige onder zoekers meenden is volgens Ruitenbrink die stij ging gekomen door de grotere bereidheid tot aangifte van de bevolking in genoemde periode en niet doordat het fysieke geweld is toegenomen. Vervolgens schrijft C. Lesger over de stadsuit breiding en het vestigingspatroon van de detail handel in Amsterdam tussen 1875 en 1930. Th. von der Dunk behandelt Robertus van Zoelen (1812-1869), architect in Amsterdam. Een speci fieke opleiding tot architect bestond nog niet, men kon als ambachtsman zijn brood verdienen en daarnaast les nemen aan de 'bouwkundige school' van de Koninklijke Academie van Beel dende Kunsten in Amsterdam. Dat er een groot contrast tussen theorie en praktijk bestond wordt hier duidelijk gemaakt: hoewel Van Zoelen tot de beste leerlingen behoorde, zijn er slechts wat een voudige winkels en huizen door hem gerealiseerd. Vijfentwintig jaar geleden werd de Werkgroep Indisch-Nederlandse Letterkunde opgericht, schuilend onder de vleugels van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden. In het Jaarboek 2009-2010 van de Maatschappij schrij ven P. van Zonneveld, P. Pattynama en R. Baay over hun ervaringen en plannen voor de toe komst. Zij vinden het Indisch literair erfgoed zeer de moeite waard en willen dat de herinnering aan Indië - een wezenlijk onderdeel van onze cultuur - behouden blijft. De werkgroep richt zich op heruitgaven van oudere teksten over Indische onderwerpen, en zo is er door P. van Zonneveld bijvoorbeeld een schooluitgave samengesteld van Max Havelaar, waarbij de meest essentiële frag menten zijn geselecteerd, bijeengehouden door verbindend commentaar. R. Baay heeft in de loop der tijd zo'n tweehon derd Indische toneelstukken gevonden, waarvan zeker tachtig procent onbekend is. P. Pattynama verklaart waarom er nog steeds zoveel Tndië-teksten' verschijnen. Volgens haar onder andere omdat de dekolonisatie nog lang niet voorbij is. Veel Indische verhalen met hun hang naar herinneringen bewegen zich boven dien op de grens van werkelijkheid en verbeel ding, een gebied dat veel lezers fascineert. In Westerheemhet tijdschrift voor de Neder landse archeologie (april 2011), lezen we dat de rol van de amateurarcheoloog aan het veranderen is. R. Olivier vertelt over de oude situatie waarbij AWN'ers zelf opgravingen uitvoerden, maar 108 Aanwinsten

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2011 | | pagina 34