Ze
Verantwoording bij deel I
De aantallen huwelijken waarop de bereke
ningen van de gemiddelde huwelijksleeftijden
gebaseerd zijn in de respectievelijke tabellen
in dit artikel zijn als volgt. In tabel 1 120, 49,
84, 85, 179 en 46 (1830-39); 132, 39, 104, 87,
211 en 48 (1840-49); 159, 43, 109, 107, 213 en
56 (1850-1859); 146, 44, 117, 99, 204 en 75
(1860-69); 139, 49, 126, 118, 206 en 83 (1870-
79. In tabel 2 34, 38, 50, 47, 100, 28, 79 en 18
(1830-39); 51, 38, 53, 49, 119, 24, 92 en 24
(1840-49). In tabel 4 41, 45 en 41 (1830-39);
50, 39 en 57 (1840-49); 37, 28 en 59 (1850-
59); 52, 36 en 73 (1860-69); 51, 45 en 63
(1870-79). In tabel 6 55, 48, 54, 59, 130, 27, 83
en 29 (1850-59); 63, 45, 54, 54, 111, 42, 93 en
33 (1860-1869); 81, 45, 45, 73, 128, 40, 78 en
43 (1870-79).
boer of middenstander is, die stand uit eigen
beweging niet meer zal verlaten. Boerenzoons
die arbeider zijn, zullen streven naar de status
van boer en blijven dus boer qua standsbe
wustzijn. Wie bij zijn huwelijk middenstands
knecht is, blijft verder in zijn leven die status
houden, behalve opvolgende zoons (dus bij
voorbeeld smidsknechts wier vader smid is).
Ook Rolf van der Woude gaat voor het
Friese platteland in de negentiende eeuw uit
van een driedeling, 'De sociaal-economische
ontwikkeling 1795-1917' in: Geschiedenis van
Friesland 1750-1995 (Amsterdam-Meppel
1998) p. 61-104, 94. De indeling in zeven soci
ale groepen zoals F. van Poppel Trouwen in
Nederlanddie hanteert, is voor een onder
zoek als dit te fijnmazig en ook niet nodig.
De stand waartoe de huwenden in dit onderzoek zijn gerekend,
is bepaald aan de hand van het
volgende schema: (A
arbeider, B boer, M middengroepen)
beroep bruidegom
arbeider
boer
middenstands
middengroepen
in huwlijksakte:
knecht
beroep vader in
huwelijksakte
arbeider
A
B
A
M
middenstandsknecht
boer
B
B
A
M
middenstander
A
B
A* M"
M
Wanneer de zoon een ander ambacht uitoefent dan de vader.
Dito hetzelfde ambacht, dus mogelijk opvolger is.
De eenvoudige driedeling in A, B en M is ont
leend aan A. Uien en U. Jeggle, Leben auf den
Dorf. Zur Sozialgeschichte des Dorfes und
Sozialpsychologie seiner Bewohner (Opladen
1978), p. 78-85. Zij gaan zuiver en alleen uit
van grondbezit als dominante factor in de
sociale stratificatie in het Zuid-Duitse dorp in
kwestie. Mijn herleiding van de stand van
elke huwende man is iets genuanceerder: ik
ga ervan uit dat wie bij zijn huwelijk eenmaal
Zijn 'grote burgerij', 'kleine burgerij' en 'intel
lectuelen en beambten' zouden elk apart te
kleine groepen vormen. Ik voeg hen samen tot
de 'middengroepen'. 'Losse en ongeschoolde
arbeiders' zijn in de burgerlijke stand in
negentiende-eeuwse Zeeuwse plattelandsge
meenten als zodanig niet terug te vinden; het
samenvoegen met de categorieën landarbei
ders en middenstandsknechten lost dat pro
bleem op.
84
Huwelijken in de negentiende eeuw