j*< baarheid van de gemiddelden geringer is. Voor centraal Schouwen-Duiveland gold hetzelfde: de veeteeitgemeenten Duivendijke en Kerkwerve tel den samen nog geen duizend inwoners. Daarom is het gebied verdeeld in vier (Oost-)Schouwse gemeenten en twee, Ouwerkerk en Nieuwerkerk, in het westen van Duiveland. Culturele verschil len en het veel meer voorkomen van kleinbedrijf op Duiveland rechtvaardigen die splitsing. Blij ken de huwelijksleeftijden in de jaren 1840 in het laatste gebied weinig te veranderen, in Oost- Schouwen met zijn krappe grondmarkt huwden de arbeiders vanaf dat tijdstip vroeger, de boeren juist op gemiddeld latere leeftijd.10 Als er voor 1850 al sprake was van proletarisering in de betekenis die Hofstee eraan gaf, dan was dat dus in de akkerbouwgemeenten op Walcheren en in oostelijk Schouwen. Een maatstaf voor de invloed van de econo mische omstandigheden op het huwelijksgedrag is ook de huwelijksfrequentie: het aantal huwelij ken per 1.000 inwoners per jaar. In de jaren 1830 schommelde die in Nederland rond acht huwelij ken, op het Vlaamse platteland iets onder de zeven. De Zeeuwse eilanden sloten blijkens tabel 3 aan bij Vlaanderen, waarbij de huwelijksfre quentie op Oost-Schouwen wel erg laag uitviel. In de jaren veertig daalde de huwelijksfrequentie in heel Nederland tot rond de zeven, in België tot beneden zes. Het Zeeuwse platteland volgde de neerwaartse trend niet, waardoor het cijfer nu eerder aansloot bij het Nederlandse. In Ouwerkerk en Nieuwerkerk daalde de huwelijksfrequentie zelfs weer in de jaren vijftig. Dit lijkt een parallel met de constatering van Hofstee dat tussen 1830 en 1850 of 1860 de spreiding in het patroon van de verschillende provincies ten opzichte van het huwelijksgedrag (met name het ongehuwd blij ven) nog toenam." Mogelijk resulteerde de vrij slechte situatie in de agrarische sector in de jaren 1840 in Zeeland in een afvloeien van een deel van de agrarische bevolking naar de middengroepen, zoals tabel 5 voor centraal Schouwen-Duiveland en de Oost- Zak lijkt te laten zien: het aandeel van de mid dengroepen onder de huwende mannen nam er met twee a drie procent toe. Dat op Walcheren het aandeel van de middengroepen juist daalde, sug gereert dat de agrarische sector hier inderdaad, zoals Priester aangaf, meer ruimte bood voor de bevolkingsaanwas. De middengroepen lieten vol- Hugo Kuijper en zijn vrouw Elizabeth de Graaft, Ouwerkerk, Schouwen-Duiveland, ca. 1895. Foto: Abraham Frelier (1869- na 1897), Zierikzee. Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank nr. 51324. gens tabel 4 ook een trend zien naar jongere huwelijksleeftijden, althans tot de jaren 1860. Tabel 5 laat verder zien hoezeer het kleinbedrijf in centraal Walcheren domineerde: er waren bijna evenveel boeren als arbeiders onder de huwenden. In de jaren veertig nam het aandeel arbeiders onder de huwende mannen sterk toe, zelfs ten koste van de middengroepen. Daarente- Tabel 4. Gemiddelde huwelijksleeftijd mid dengroepen (leurders zijn bij arbeiders geteld) in drie gebieden in Zeeland, (1830-1879) per decennium Oost-Zak Z.B. centr. Walch. centr. S. 1830-39 28,3 jr. 27,7 jr. 28,0 jr. 1840-49 27,7 27,5 27,0 1850-59 26,2 27,6 26,9 1860-69 28,0 28,0 26,9 1870-79 29,3 26,1 27,2 Huwelijken in de negentiende eeuw 87

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2011 | | pagina 9