TERNEUZEN g)CH00NDYKE
de Zeeuwse overlijdensregisters over de periode
1811-1910 bedraagt 2 procent van het totaal aan
tal ingeschreven akten.
Als een kind dood ter wereld kwam of over
leed vóór de aangifte van de geboorte, werd tot
en met 1814 een akte opgemaakt in de geboorte
registers, vanaf 1815 een overlijdensakte in de
overlijdensregisters. Opmerkelijk is dat in Zeeland
de levenloos geborenen tot 1840 met een voor
naam werden aangegeven. Op het eiland Tholen
werd dit gebruik zelfs twintig jaar langer voort
gezet. Daarna werd het kind alleen aangeduid als
"levenloos kind". Voor de inschrijving van de
akten van de levenloos geborenen was tot
1863/1878 (het verschilde per gemeente) een
afzonderlijk gedeelte achter in het overlijdens-
register gereserveerd. Daarna werd de akte van
aangifte van een levenloos geboren kind tussen
de andere overlijdensakten in geschreven.
In Zeeland werden langs de kust regelmatig
aangespoelde lijken gevonden. Na melding van de
vondst van een aangespoeld lijk toog de ambte
naar van de burgerlijke stand samen met de
gemeentegeneesheer naar de plek waar het lijk
was aangespoeld. Veel stoffelijke overschotten
waren al in staat van ontbinding zodat het onmo
gelijk was de identiteit te achterhalen. De ambte
naar maakte een proces-verbaal van bevinding
op, waarna hij de gegevens overnam in het for
mulier van de overlijdensakte.
Bij elke aangifte van geboorte en overlijden
én elke huwelijksvoltrekking moesten getuigen
zijn. Bij de eerstgenoemde akten waren dit vaak
buren, familieleden, de veldwachter of de
gemeentebode. Bij huwelijken waren de getuigen
doorgaans familieleden van het bruidspaar, twee
voor de bruidegom en twee voor de bruid. Aange
vers (bij geboorten en overlijden), het bruidspaar
en de getuigen moesten allen de opgemaakte akte
ondertekenen. In de eerste decennia van de
negentiende eeuw kon niet iedereen zijn handte
kening zetten en dan moest men zich met de
inhoud van de akte akkoord verklaren middels
een kruisje.
Tienjaarlijkse tafels
Een omvangrijke registratie van namen vereist
ook een hulpmiddel om snel de verschillende
akten te kunnen terugvinden. De Franse wetgever
had in 1807 bepaald dat hiervoor indexen per feit
moesten worden gemaakt over een periode van
tien jaar, te beginnen met terugwerkende kracht
vanaf 1802/'03, zodat in 1813 weer met een
nieuwe serie moest worden begonnen. Dat ver
klaart waarom deze tafels altijd van het derde
jaar van het ene decennium tot en met het tweede
Visserslraal. Markt-
Francois Aarnout van Rosevelt, geboren Schoondijke 3 juli
1898, later gemeenteontvanger en ambtenaar van de bur
gerlijke stand te Waterlandkerkje. Foto: A. van Overbeeke,
Terneuzen. Zeeuws Archief, Collectie Genealogisch Centrum
Zeeland, Verzameling J.A. Luteijn, inv.nr. 0682a.
jaar van het daaropvolgende decennium liepen.
De tafels moesten in drievoud worden opgemaakt
door de griffie van de rechtbank; een exemplaar
voor de griffie zelf, een voor de prefect van het
departement, later de commissaris des konings
van de provincie, en een voor de betrokken
gemeente. De declaratie van het 'schrijfloon' voor
het maken van deze tafels bedroeg in 1834 één
cent per naam.
De staat der Zeeuwen
133