28-, 35-, 45- en 57-jarige leeftijd, maar of hun
zwakke gezondheid - ook deze is slechts een ver
onderstelling - misschien een huwelijk in de weg
had gestaan, blijft uiteraard onbekend.
Geboortecohorten
Ook in het oosten van de Zak van Zuid-Beveland
waren de landbouwers in de jaren zestig licht
oververtegenwoordigd onder de ongehuwden tus
sen 25 en 45 jaar voor zover die later nog trouw
den (21 van de 74 mannen) én bij degenen die
ongehuwd bleven (9 van de 29). Wanneer we nu
ook de geboortejaren van deze mannen onder de
loep nemen met een indeling naar vijfjaarlijkse
periode, dan blijkt onder de boeren die later nog
trouwden, het geboortecohort 1831 tot 1835 licht
oververtegenwoordigd. Dezelfde vijfjaarlijkse
periode blijkt verder oververtegenwoordigd onder
de zeventien arbeiders in deze regio die heel hun
leven ongehuwd bleven: maar liefst tien van hen
waren in een van deze vijfjaren geboren. Dit
waren mannen die rond 1855-1860 op de huwe
lijksmarkt verschenen en 1860 was ook ongeveer
het moment waarop de bevolkingsoverschotten
de landmarkt onder druk begonnen te zetten.
Het gaat natuurlijk om kleine aantallen, maar
de gegevens voor de twee andere gebieden beves
tigen min of meer dit beeld. In de groep onge
huwden op centraal Schouwen-Duiveland die ook
na 1870 niet trouwden, waren relatief veel boe
renzoons uit de jaren 1826 tot 1835, bij de arbei
ders uit de jaren 1836 tot 1846. Bij dezelfde groep
blijvend ongehuwden in centraal Walcheren vin
den we naar verhouding veel boeren(zoons) die
vóór 1836 geboren waren. Bij de landbouwers uit
de drie Walcherse veeteeltgemeenten die na het
peiljaar ca. 1860 alsnog trouwden, zien we een
opvallend verschil per geboorteperiode. Waar de
zes arbeiders die tussen 1831 en 1835 geboren
waren en die in 1862 nog ongehuwd waren op
gemiddeld 33-jarige leeftijd trouwden, deden de
negen boeren(zoons) dat op gemiddeld 36-jarige
leeftijd. Maar bij het geboortecohort 1836-1840
van acht boeren(zoons), lag de gemiddelde huwe
lijksleeftijd na het telmoment op 28 jaar. Zij hoef
den dus minder lang te wachten en trouwden
gemiddeld nog vóór de groep in 1862 ongehuw
den die vijfjaar ouder waren.
Al deze gegevens wijzen op een krappe grond
en huwelijksmarkt voor boerenzoons én voor van
de landbouwers afhankelijke arbeiders in de eer
ste helft van de jaren zestig. Dat er op Walcheren
geen opvallend groot cohort arbeiders uit de
jaren voor 1840 naar voren komt, komt vermoe
delijk doordat daar nog wat ruimte was op de
grondmarkt én dus ook bij boeren, vermoedelijk
Het paeremes van Jakob Zwemer (1836-1888), landarbeider te
Serooskerke en Oostkapelle en voorvader van de auteur. Op
het mesheft zijn twee mannen afgebeeld in een vierwielige
wagen. De ene ment het paard, de andere draagt een hoge hoed
en rookt een pijp. Het mesheft wordt bekroond door twee leeu
wen die met hun voorpoten rusten op de initialen van Jacob
Zwemer en het jaartal 1862. Volgens kenner van het paeremes
Frans Dingemanse uit Nieuw- en Sint Joosland gaat het om een
afwijkend mes, aangezien de voorstelling doet veronderstel
len dat de eigenaar een boer was en niet zoals in het geval van
Zwemer, een arbeider. Ook de bekroning door twee leeuwen
in plaats van één is afwijkend. Zie ook de afbeeldingen op de
binnenzijde van de omslag van dit blad. Particuliere collectie,
foto: Frans Dingemanse.
vooral de akkerbouwers, die personeel zochten.
In de vijftien jaar voorafgaand aan de grote land
bouwcrisis, de jaren 1863 tot 1878, emigreerden
uit de vijf onderzochte gemeenten in centraal
Walcheren maar twee gezinnen en twee alleen
staanden, terwijl uit de oostelijke Zak van Zuid-
Huwelijken in de negentiende eeuw
151