De in het eerste artikel behandelde schaarbewe ging van de landbouwprijzen en de pacht vanaf ca. 1860 was vermoedelijk ook de achtergrond van het gegeven dat mannen in het geboorteclus ter 1825-1840, met name het cohort 1831-1835, relatief meer kans liepen om - al dan niet defini tief - ongehuwd te blijven. In een aantal gevallen stelde men een huwelijk uit om voor naaste fami lieleden zoals bejaarde ouders of jongere broers en zussen te zorgen; het eerste duidt op een tekortschietend systeem van armenzorg. De situ atie dat een aantal broers en/of zussen samen woonde creëerde waarschijnlijk bij de betrokke nen de angst voor 'spelbreker' te worden aangezien wanneer men als eerste van het verwe duwde gezin zou huwen. Standsgevoel moet in bepaalde gevallen daarbij een rol gespeeld heb ben. Om meer inzicht in deze complexe materie te verkrijgen is eigenlijk meer onderzoek nodig naar het verschijnsel van ongehuwd blijven, namelijk in voorgaande bevolkingsregisters, dus die uit de jaren veertig en vijftig. Wat de precieze relatie is tussen de krappe landmarkt vanaf 1860 en de kleine toename van het aantal ongehuwde oudere mannen tussen 1869 en 1879 (tabel 1) in de provincie Zeeland, is niet helemaal duidelijk. Mogelijk is er eenvoudig weg sprake van een vertraagd effect, want in de jaren zestig zelf daalde het aantal ongehuwde oudere mannen nog. Dat is ook wel voor te stel len: een huwelijk op wat latere leeftijd was in de agrarische sector niet ongewoon en het cohort van de tussen 1831 en 1835 geborenen bereikte pas in de jaren zeventig de 40- tot 44-jarige leef tijd die aan de basis ligt van tabel 1. Noten 1. Met dank aan mevrouw N. de Bruin-van der Have voor het onderzoek naar de ongehuwde mannen in de bevol kingsregisters van de zes gemeenten in de oostelijke Zak van Zuid-Beveland en Nieuwerkerk. 2. Onder de ongehuwden waren ook enkele mannen met psychische aandoeningen of iets dergelijks. In de onder zochte gemeenten gold dat in elk geval voor één onge huwde te Ouwerkerk en twee ongehuwden te Meliskerke (1862). 3. F. van Poppel en J. Nelissen, 'Economie opportunities and age at marriage; an analysis of 19th-century micro data for the Netherlands', in: I. Devos en L. Kennedy (ed.). Marriage and rural economy. Western Europe since 1400 (Turnhout 1999), p. 152-178, 159, 160; Devos, p. 108; C. Lundh, 'Marriage and economic change in Sweden during the 18th and 19th century', in: Devos en Kennedy, p. 217-243, 229, 233-235; F. van Poppel, Trouwen in Nederland. Een historisch-demografische studie van de 19e en vroeg-20e eeuw (Wageningen 1992), p. 205. 4. E.W. Hofstee, Korte demografische geschiedenis van Nederland van 1800 tot heden (Haarlem 1981), p. 128, 129. 5. I. Devos, 'Marriage and economic conditions since 1700: the Belgian case', in: Devos en Kennedy, p. 101-121, 128; Hofstee, p. 128, 129; Van Poppel, p. 259 (vrouwenover schot). 6. Twee van de zussen waren verhuisd naar Zierikzee. De jongste broer komt niet in de telling voor omdat hij bij het begin van het register nog geen 25 was. 7. H. Sturm, En het leven gaat verder (Wageningen 1954), p. 118, 119. 8. Brief A. Zwemer te Spring Lake, 9 december 1893, aan J. Zwemer-Davidse te Oostkapelle. 9. Een van de ongehuwden te Oostkapelle was de smid(szoon) Jasper de Kam (1847) die zijn geluk in de USA beproefde, maar "ziek en berooid in zijne geboor teplaats teruggekeerd" overleed in 1892. H.M. Kesteloo, Oostkapelle in woord en beeld (Middelburg 1909), p. 63. 10. E. Vanhaute, "So worthy an example to Ireland.' The sub sistence and industrial crisis if 1845-1850 in Flanders', in: C. Grada, R. Paping en E. Vanhaute (red.), When the potato failed. Causes and Effects of the Last European Subsistence Crisis, 1845-1850 (Turnhout 2007), p. 123- 148, 123, 146. 154 Huwelijken in de negentiende eeuw

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2011 | | pagina 40