Aanwinsten december G.G. Trimpe Burger-Mekking Het eerste artikel in Holland, Historisch Tijd schrift (2011, 1) is van P. Brandon en K. Fatah- Black: 'De Oppermagt des Volks. Radicale demo craten in Leiden tussen nationaal ideaal en lokale werkelijkheid (1795-1797)'. De eerste jaren na de Bataafse omwenteling in 1795 werden geken merkt door felle politieke conflicten. Er ontstond een scheiding tussen gematigde en radicale revo lutionairen. De protesten waarbinnen de radica len hun volksaanhang probeerden te organiseren bleven uitgesproken lokaal georiënteerd, hoewel er nationale idealen zoals een grondwet en samenstelling van een Nationale Vergadering op het spel stonden. In 1797 ondernamen Leidse radicale democraten een poging deze tegenstel ling te overbruggen door op te roepen tot een landelijke vergadering van alle wijkvergaderin gen, een initiatief dat jammerlijk mislukte. Wel leren wij door deze mislukking meer over de aard en de mogelijkheden van het Bataafse radica lisme, onder andere door de discussies die volg den op lokaal, provinciaal en nationaal niveau. 'Schuiven, schenken, strooien, of sparen' van J. Zuijderduijn gaat over het gebruik van reken penningen in de zestiende eeuw. De Hollandse Rekenkamer liet ieder jaar deze koperen pennin gen slaan voor haar ambtenaren. Eerst verbeeld den de penningen vooral de landsheerlijke macht, maar gedurende de Opstand kwamen politieke en militaire gebeurtenissen op de penningen tot uiting. In dit artikel wordt onderzocht waarvoor rekenpenningen werden gebruikt in de tweede helft van de zestiende eeuw: als rekenhulp voor ambtenaren, als propagandamiddel door ze te geven aan relaties, als strooipenningen bij triomf tochten of zelfs voor verkoop aan verzamelaars? De auteur komt tot de conclusie dat ze waarschijn lijk alleen gebruikt werden als rekenhulp voor de Hollandse ambtenaren. Ook vermoedt hij dat de verschuiving van 'landsheerlijke' naar 'politieke' beeldtaal in verband gebracht moet worden met de politieke ontwikkelingen aan het begin van de Opstand, en dat die verschuiving in uiterlijk niet te maken heeft met een verandering in gebruik, zoals ook wel verondersteld is. G. Rommelse leverde het artikel 'Een invasie op de Hollandse kust? Een kritische kanttekening bij de geschiedschrijving van het Rampjaar 1672'. De auteur vergelijkt de Nederlandse en de Britse geschiedbeelden met betrekking tot de Derde Nederlands-Engelse Oorlog. Jaarboek 2010 van het Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap opent met 'Sporen van de middeleeuwen in de Sint-Pietersberg', van F. Speelberg. Het artikel heeft een klokkenlui- dersfunctie voor historisch erfgoed dat verloren dreigt te gaan. Als geen maatregelen genomen worden ter bescherming van de tekeningen van de Caestertgroeve in de Sint-Pietersberg, ver moedt de auteur dat het risico groot is dat ze op termijn verloren gaan. Ook de collectie pleisterbeelden van de Acade mie Beeldende Kunsten in Maastricht dreigt te verdwijnen, gezien het feit dat vergelijkbare col lecties van academies en musea eveneens op de vuilnisbelt zijn geëindigd. Volgens onderzoeker M. van der Meerd-Baerveldt is alleen al vanwege de uniciteit van de Maastrichtse collectie in Nederland deze het behouden waard. L. Laken schrijft over de wandschilderingen van de Romeinse villa van Kerkrade en J. Pou- kens laat in 'Tijdspatronen van herbergbezoek in Hasselt en het prinsbisdom Luik (1500-1800)' zien dat de tijden wel veranderen maar het cafébezoek niet. H. Weiberg schrijft 'De Heerlijkheid van Wit- tem: vrij en rijksonmiddellijk?' Wittem vormde in de achttiende eeuw een onderdeel van het Heilige Roomse Rijk, tot 1732 als vrijheerlijkheid en daarna als graafschap tot het eind van het Ancien Régime. Wittem had de status van zelfstandige staatkundige eenheid, een landsheerlijkheid bin nen het Duitse rijk. De auteur onderzoekt de exacte status van Wittem vóór de achttiende eeuw. In het jaarboek Handelingen van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen 2010 vergelijkt J.P. Peeters de stadsre- Aanwinsten 155

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2011 | | pagina 41