lJ
a kreek ingesneden in het veen
b opvulling van de kreek en
overslibbing van het veen
c toestand na de verlanding en voor
de inklinking
d ligging na de inklinking
kreek
klei
zavel
zand
Afbeelding 6. Ontwikkeling van een kreekrug. H.J.A. Berendsen (2008).
op de geomorfologische kaart wordt er van een
kustwal gesproken;23 deze kustwal is echter ner
gens gedefinieerd.
De kustwal is in de afgelopen zestig jaar door
diverse onderzoekers uit verschillende aardkun
dige disciplines onderzocht: bodemkundigen,
geologen en geomorfologen hebben onderzoek
gedaan en deze kennis is aangevuld door archeo
logen, geschiedkundigen en historisch-geografen.
Het blijft echter een strook in het landschap die -
zoals ik hieronder wil aantonen - door geen van
de onderzoekers een eenduidige status krijgt.
Bennema en Van der Meer24 hebben bodem-
kundig onderzoek verricht in de jaren veertig van
de vorige eeuw en hun rapport met kaart begin
jaren vijftig gepubliceerd. Zij geven op hun
bodemkaart nog een "oude dijk vergraven" aan
langs een deel van de Boshoekweg (voormalige
Zoekweg).25Met betrekking tot het onderzoekge
bied geven zij aan dat het gebied ten oosten van
de Korenbloem in het oostelijk verlengde van
de Boshoekweg) hoog opgeslibd is. Zij beschou
wen het als een kwelderwal.26 Deze zou zich tot
Veere hebben uitgestrekt, maar grotendeels opge
ruimd zijn door de zee. Deze kwelderwal bevindt
zich op het oudland met kleiig zand in de onder
grond en plaatselijk zand. Op enige diepte
bevindt zich een dunne laag veen.
Er was een aantal kreken die in dit gebied het
kernland binnendrongen, restanten van de getij-
dengeulen die na 500 n.Chr. afnemend actief
waren. Deze geulen zetten bij overstroming zavel
(kleiig zand) af en naarmate de geulen opslibden
ook zwaarder materiaal, dat wil zeggen zandige
klei. Na de verlanding van de grote kreken ont
stond een aantal inbraken met vorming van klei
nere geulen op deze opgeslibde geulen. Ook zij
zetten weer materiaal af. Doordat de laag veen
dun was, ontstond hier minder maaiveldverlaging
dan in de gebieden met dikkere veenlagen in de
ondergrond. Zo ontstond een verhoogde rand.
Bennema en Van der Meer gaan ervan uit dat
het gebied ten zuiden van de Rijkebuurtweg (afb.
1) vlak voor of na de eerste bedijkingen weer
overstroomd is geweest en dat er zo nieuw sedi
ment is afgezet, hetgeen leidde tot een sterkere
verhoging in dit gebied.27 Al in een artikel uit
1948 geven zij aan dat de noordrand van Walche
ren apart ingedeeld moest worden doordat hier
eerst zand op het (dunne laagje) veen is afgezet
en later pas klei. Vandaar het gebrek aan hoogte
verschil met de kreekruggen, die meestal hoger
in het landschap liggen door de reliëfinversie.
De geoloog Van Rummelen28 geeft aan dat
Walcheren vanaf de negende eeuw op vele plaat
sen bewoond was, vooral op de kreekruggen die
ontstaan waren in de periode van 250 tot 600 n.
Chr. Het land was blijkbaar al zo ver opgeslibd
dat er in de tijd erna slechts plaatselijk overstro
mingen waren. Dit gebeurde tussen 900 en 1200.
8
Van strandwal naar kustwal