Nu vielen, zoals gezegd, de gemeenten Dreischor, Noordwelle, Haamstede, Aagtekerke en Domburg op Hofstee's andere kaart, die met de sterfte per duizend inwoners in de jaren 1841-1860, hele maal niet op als gemeenten waar de sterfte al laag was. Dat kan betekenen dat juist 1860 een omslagpunt was voor de sterfte, waar op die plaatsen een daling inzette gevolgd door stabili satie van het sterfteniveau. Of werd de algemeen lijkende sterftepiek in het midden van de jaren vijftig voorafgegaan door een periode die flinke plaatselijke verschillen te zien gaf? Beide tracés proberen we nu te volgen en wel in chronologi sche volgorde. De jaren 1830 en 1840 Voor we het veronderstelde omslagpunt rond 1860 beter in beeld proberen te brengen, kijken we dus eerst naar de sterfte op Schouwen en wes telijk Walcheren in de voorafgaande periode, de jaren dertig en veertig, om te tteginnen naar het sterfteniveau. Deze periode gold, ondanks een onder druk staande levensstandaard, voor heel Zeeland als een periode waarin de gezondheid vermoedelijk nog vooruitging: het aantal Zeeuwse jongemannen dat afgekeurd werd voor militaire dienst wegens een te geringe lengte, daalde tussen 1820 en 1845 'gestaag' om daarna 'aanzienlijk' te stijgen. Dat soort gegevens zijn voor kleinere eenheden zoals regio's en gemeen ten echter niet beschikbaar en door ons nu ook niet verzameld; het zou aan de hand van 'huwe lijkse bijlagen' in archieven van de burgerlijke stand overigens wel gedaan kunnen worden. Ook het sterftepeil was in heel Nederland tussen 1834 en 1843 gunstig: er heersten relatief weinig infectieziekten.' Uit grafiek 3 is af te lezen dat Burgh, Zon- nemaire en Dreischor rond 1830 een lage sterfte per duizend inwoners hadden en dat die in Haamstede, Renesse, Noordwelle en Serooskerke veel hoger lag. Vanaf 1833 daalde de sterfte in Dreischor nog, terwijl die te Zonnemaire wat hoger kwam te liggen, op een vergelijkbaar niveau als dat van Renesse, Noordwelle en Haamstede, waar de sterfte snel was gedaald - te Haamstede tot een wat lager niveau dan met name te Renesse. De sterfte te Serooskerke was vanaf 1832 minder gedaald en lag steeds hoger dan in de overige vier gemeenten tot ze rond 1850 ook dat niveau bereikte. Dat de lijn van Seroos kerke pieken en dalen vertoont mag geen ver wondering wekken: de gemeente telde maar zo'n Grafiek 2. Sterfte per duizend inwoners voor acht gemeenten op westelijk Walcheren, 1852-1888, voortschrijdend vijfjarig gemiddelde 1852 1854 1856 1858 1860 1862 1864 1866 1868 1870 1872 1874 1876 1878 1880 1882 1 Aagtekerke Meliskerke Domburg Zoutelande gem Walcheren -St. Laurens -Grijpskerke -Oostkapelle 1886 1 Biggekerke Sterfte op Schouwen en westelijk Walcheren 55

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2012 | | pagina 17