Tabel 7. Sterfte per duizend inwoners per seizoen, 1853-1866, verdeeld in twee perioden voor en na een omslagpunt ca. 1859, voor Haamstede, Renesse, Dreischor en Zonnemaire (1.093 sterfgevallen), Aagtekerke en Domburg (464 sterfgevallen) en Biggekerke en Grijpskerke (485 sterfgevallen) jan-mrt apr-jun jul-sep okt-dec per jaar 4 dorpen Schouwen 1853-60 9,2 6,6 7,0 7,3 30,0 1861-66 6,1 5,2 4,7 5,9 21,8 Aagtekerke Domburg 1853-58 8,6 7,3 6,2 7,8 29,9 1859-66 7,4 4,6 5,6 5,0 22,7 Biggekerke/Grijpskerke 1853-59 6,1 6,3 7,5 8,6 28,5 1860-66 7,8 7,9 5,6 4,4 25,6 zend inwoners met een derde. De hoge sterfte in de Walcherse dorpen in 1858 en 1859 - in elk geval enkele door pokken en roodvonk "gevolgd door typhus", terwijl 1858 een heel droge zomer had en er in 1859 althans in Grijpskerke veel "tusschenpoozende koortsen" waren7 - was pro portioneel over de leeftijdsgroepen verdeeld. Wel was de sterfte tussen het eerste en het zestigste levensjaar in Biggekerke en Grijpskerke hoger dan in Aagtekerke en Domburg, ook al voor het omslagpunt rond 1859. In de laatstgenoemde dorpen werd dus een hogere leeftijd bereikt en dit verschil moet na 1845 ontstaan zijn, zeker ten aanzien van Grijpskerke.8 De grootste daling van de volwassenensterfte in Aagtekerke en Domburg vond plaats in het najaar: daar stierven tot 1858 jaarlijks zes personen tussen één en zestig jaar, in de jaren daarna gemiddeld nog maar 2,25. De grootste daling vond plaats in de leeftijden tussen 5 en 45 jaar. De leeftijdsgroep tussen 5 en 45 jaar was ook de enige die in alle vier de dorpen op Schouwen een daling liet zien. In de andere leeftijden liepen de ontwikkelingen uiteen: in Dreischor steeg de sterfte vóór het vijfde jaar zelfs, in Zonnemaire die tussen 45 en 60 jaar en in Renesse bleef de sterfte bij de zestigplussers gelijk. Over alle vier de Schouwse gemeenten daalde de sterfte per dui zend inwoners voor de groepen beneden de vijf jaar met een vijfde, maar voor de groep tussen vijf en zestig jaar met drie achtste. Het feit dat de sterftedaling begon bij de bevolking boven de vijf jaar om vervolgens de jongere kinderen en daarna pas bij de zuigelingen door te zetten, past geheel in het landelijke en het Zeeuwse beeld.8 Bekijken we de gegevens voor de vier Tabel 8. Aandeel leeftijdsgroepen in totale sterfte, Haamstede Renesse Dreischor Zonnemaire, Aagtekerke Domburg en Biggekerke Grijpskerke, voor en na omslag ca. 1859 levenloos/tot 1 iaar 1-59 iaar 60+ 4 dorpen Schouwen 1853-60 420/o 41o/o 180/o 1861-66 46 38 17 Aagtekerke/Domburg 1853-58 38 31 30 1859-66 42 34 24 Biggekerke/Grijpskerke 1853-57 41 39 21 1858-59 39 40 20 1860-66 43 40 16 Tabel 9. Sterfte per 1.000 inwoners per leeftijdsgroep en naar seizoen, Grijpskerke en Biggekerke, 1867-1877 jan-mrt apr-jun jul-sep okt-dec per jaar levenloos/tot 1 jaar 2,5 2,3 4,1 2,3 11,1 1-59 jaar 2,0 1,2 1,6 2,1 6,9 60+ 1,9 1,0 1,0 1,5 5,4 alle leeftijden 6,4 4,5 6,6 5,9 23,4 62 Sterfte op Schouwen en westelijk Walcheren

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2012 | | pagina 28