vrijgezel had hij weinig nodig, en hij was sowieso sober. Tot 1990 bleef Wim in Den Haag wonen. Hij studeerde er veel in de rijke bibliotheek van het Vredespaleis en begon te publiceren over belas tingheffing in de Republiek (met name de inkom stenbelasting in het gewest Zeeland), de openbare financiën in Nederland in de periode 1790-1820, de progressieve belastingheffing in de Franse tijd, en andere fiscaal-historische onderwerpen. In die jaren is wellicht ook zijn voornemen ont staan om een studie te wijden aan de gewestelijke financiën in Zeeland aan het einde van de zes tiende eeuw. Dit onderzoek zou uitgroeien tot zijn levenswerk. Hij kon er eindeloos over vertellen, over gezag en geld in Zeeland in de jaren 1572- 1576. Hij heeft deze studie niet meer kunnen publiceren, al is het manuscript bijna gereed gekomen. De uitgave van het boek zal door zijn erven verzorgd worden. Een van zijn opmerkelijkste levensfeiten, waarover hij zelf niets losliet, was zijn sociaal engagement. Als vrijwilliger bij de Stichting De Hoop werkte hij mee aan de voedselvoorziening aan daklozen en drugsverslaafden die door domi nee Hans Visser werd georganiseerd. Op zater dagavond bracht hij pannetjes met eten rond. Hiermee ging hij door tot in de jaren negentig, toen hij de zestig al ruim gepasseerd was en reeds in Middelburg woonde. Al stond zijn leven in het teken van onderzoek en wetenschap, hiervoor maakte hij tijd. In 1990 verhuisde Wim Dirksen naar Middel burg, waar hij 67 jaar eerder geboren was. Hij betrok een groot historisch pand aan de Rotter- damsekaai, dat hij huurde van de Vereniging Hendrick de Keyser. Wat hem precies terugbracht naar zijn geboortestad, is niet duidelijk. Vermoe delijk was het zijn historische belangstelling, die zich steeds meer was gaan toespitsen op Zeeland. Wim nam al snel het conservatorschap Boeken en Handschriften bij het Genootschap op zich. In het zojuist opgerichte tijdschrift Zeeland verscheen een bijdrage van zijn hand over een recentelijk verworven middeleeuws handschrift. Ook werkte hij mee aan de jubileumtentoonstelling ter gele genheid van het 225-jarig bestaan van het Genootschap in 1994. Nadat er een aparte conser vator Boeken was benoemd, kon Wim zich hele maal wijden aan zijn grootste passie: het onder zoek naar en de beschrijving van de handschrif ten. Zijn werk is neergelegd in een kleine 6.000 steekkaarten. Met grote nauwkeurigheid onder zocht hij inhoud, voormalig eigendom en de bibliografie van de manuscripten. Zijn eruditie en precisie hebben een waardevolle beschrijving van het handschriftenbezit opgeleverd waar zijn opvolgers nog jaren profijt van zullen hebben. Hij groeide uit tot de nestor der conservatoren, met wie hij zijn kennis graag deelde. Veel bruikleen overeenkomsten zijn aan hem te danken. In 2001 kreeg hij de Genootschapspenning voor zijn ver diensten. Wim Dirksen was het Genootschap even trouw als zijn roeping, de geschiedbeoefening. Alleen wie een roeping voelt, neemt op zijn 45ste afscheid van zijn carrière om zijn leven een andere wending te geven. Wim was als geroepene uitzonderlijk integer in zijn omgang met onder zoeksmateriaal. Zijn historische hartstocht had iets absoluuts. Hij gaf zich er niet aan over om er enige status mee te bereiken of er prestige aan te ontlenen. De behoefte om zich maatschappelijk te onderscheiden miste hij ten enenmale. Geldings drang kende hij evenmin. Zijn eruditie stond samenwerking met anderen, op voet van gelijk heid, nimmer in de weg. Publicatiedrang was hem vreemd, en hij heeft maar weinig geschreven in verhouding tot het onderzoek dat hij heeft ver richt. Toch zette hij zijn licht niet onder de koren maat. Er zijn enige tientallen publicaties van zijn hand gevonden. En hij kon goed en onderhoudend vertellen over wat hij in de archieven had aange troffen. Hij had een fijne neus voor het komische. Het merkwaardige is dat hij een passie voor detail (waarin niet iedereen hem kon volgen) wist te paren aan een goed gevoel voor het anekdotische in zijn onderzoeksmateriaal dat ook een buiten staander kon boeien. En weetje wat nou het aar dige is, zei hij dan, terwijl hij grinnikend iets leuks aankondigde wat hij gevonden had, bijvoor beeld in het onderzoeksproject Huizen en Bewo- ningsgeschiedenis van Veere, dat in de jaren negentig werd uitgevoerd. En dan volgde er vaak een kostelijk verhaal dat hij met veel plezier ver telde. Over zichzelf liet hij weinig los. Hij vond zichzelf niet belangrijk. Finis operis, non operan ds had zijn motto kunnen zijn. Voor het demografie-onderzoek wandelde hij enkele dagen per week zo'n veertien kilometer naar Veere en terug, langs de Veerseweg, met zijn aktentas, door weer en wind. Een rijbewijs bezat 66 In memoriam

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2012 | | pagina 32