1
deel van het verlichte beschavingsoffensief. En
omdat het gezelschap uit boeren bestaat onder
leiding van een predikant, snijdt het interpreta
tieve mes aan twee kanten. Wat voor de argeloze
lezer een praktische manier is om bij gebrek aan
een bibliotheek voor gezamenlijke rekening inte
ressante boeken te lezen, krijgt zo een plekje in
de theorie.
In dit soort gevallen gebruikt de auteur graag
"in feite". Een voorbeeld daarvan komt voor in de
theoretische introductie bij het hoofdstuk over
materiële cultuur en identiteit: "Het idee dat con
sumptie en het construeren van identiteit nauw
samenhangen is gebaseerd op de theorie dat con
sumptie in feite 'taal' is." (blz. 66) Hier is ten eer
ste niet duidelijk waarom taal tussen aanhalings
tekens staat. Dat het een metafoor of niet een
echte taal is, laat zich moeilijk verenigen met "in
feite". Dat het hier overigens om taal gaat - de
schrijver relateert de opvatting zelfs nog aan de
grote linguïst De Saussure - moet een misvatting
zijn, het is zelfs geen systeem van tekens. Een
materiële cultuur van een groep vormt een verza
meling voorwerpen die als 'tekens' in semiotische
zin opgevat kunnen worden en als zodanig geïn
terpreteerd kunnen worden. Ook al ligt de cirkel
redenering hier voortdurend op de loer.
In het overvloedige en disparate materiaal dat
besproken wordt, treft men geregeld een generali
sering aan die vragen oproept. Zo zegt de schrij
ver: "Het merendeel van de plattelandspredikan
ten zag de leesgezelschappen en Nutsdeparte-
menten als instrumenten in het beschavings
program voor het platteland" (blz. 61). Inderdaad
passeren verschillende predikanten in dit opzicht
overtuigend de revue, maar... het merendeel?
Hoeveel dorpspredikanten waren er tussen 1750
en 1850? Van hoeveel weten we iets? Hoeveel
waren actief in de leesgezelschappen en het Nut?
En wat was precies hun aandeel? De kritiek van
de Tachtigers op de dominee-dichters was trou
wens niet gericht op deze schrijvende dominees
in het algemeen, maar op lieden als Beets, Hase-
broek en vooral Ten Kate (uit de periode 1850-
1880).
Een andere generalisering lijkt mij ook discuta
bel: "Alle taalkundige bijdragen die de Zeeuwse
letterkundigen vanaf de jaren dertig van de
negentiende eeuw publiceerden hadden ten doel
om het 'eigene' en het 'zuivere' van het Zeeuws te
inventariseren." (blz. 157) Toen ds. H.Q. Janssen
van Sint Anna ter Muiden in het jaarboek Zee
land voor het jaar 1852 zijn gedachten liet gaan
over het "verschil in taaleigen tusschen
Zeeuwsch-Vlaanderen (4e distr.) en West-Vlaan-
deren, nevens overeenkomst van het Zuid-Beve-
landsche met het West-Vlaamsche", heb ik dat
altijd gezien als een blijk van Janssens interesse
in taalverwantschap en niet in het eigene en het
zuivere van het Zeeuws. Hij roerde overigens een
cruciaal probleem aan voor eenieder die zich wil
uitlaten over de vermeende eenheid van wat het
Zeeuws wordt genoemd. J.H. van Dale was begon
nen om de woordenschat in een tweetal Vlaamse
dialectwoordenboeken (van L. Schuermans en
L.L. de Bo) te vergelijken met die van zijn streek.
Ook hier is mijns inziens zuiver taalonderzoek
aan de orde, maar ik sluit niet uit dat het 'in feite'
anders is.
Men dient trouwens terughoudend te zijn om
de Zeeuwse dialecten in verband te brengen met
de verhouding stad-platteland. Al in het midden
van de negentiende eeuw werd de omgangstaal in
Sluis getypeerd als vol Hollandse invloed, door de
gestudeerde burgerij en de invloed van bewoners
van elders. In Neele's boek is Sluis geen stad,
maar platteland, wat raakt aan de door hem
gehanteerde omschrijvingen. Ook in Zierikzee
was er een sterk door het Hollands beïnvloed
stadsdialect.' Die stadsdialecten waren bovendien
al duidelijk voorwerp van studie in het midden
van de negentiende eeuw, zoals ook de streekta
len elders in het Nederlandse taalgebied bestu
deerd werden. Voor de casus Zeeland lijkt dus het
dialect nauwelijks specifiek onderscheidende ele
menten te bevatten.
Dit boek is typisch een projectonderdeel.
Vooral in de inleiding en de introducties van de
eerste hoofdstukken komt dat aan het licht. De
lezer struikelt daar over termen en begrippen die
76
Boekbesprekingen