wekken dat deze studie een smalle basis heeft.
Ten onrechte: er komt oneindig veel ter tafel en
verschillende thema's en verschijnselen zijn bui
tengewoon interessant. Wat daarover gezegd
wordt, is leerzaam en prikkelend. Eerder noemde
ik de discussies over Zeeland als agrarisch gebied
en de boedelinventarissen voor de materiële cul
tuur. In het laatste hoofdstuk geldt dat ook voor
de contemporaine visies op de ontwikkelingen in
de provincie die zelfs nu nog actualiteitswaarde
hebben.
Lo van Driel
1. Vgl. Joep Kruijsen Et Nicoline van der Sijs (red.), Honderd
jaar stadstaal (Utrecht-Antwerpen 1999), met name
hierin: Jan Berns, 'Tussen Holland en Zeeland. De stads
taal van Zierikzee'.
Bert Stulp, Verdwenen dorpen In Nederland, deel 5
Zeeland. Falstaff Media, Alkmaar 2011, 330 pag.,
19,95. ISBN 978-94-6129-045-8.
Er zijn excentriekere hobby's dan die van de
gepensioneerde aardrijkskundeleraar Bert Stulp.
Hij heeft zich vol overgave ("besmet met het
virus") gestort op het verschijnsel van de verdwe
nen dorpen in ons land (met ook een eigen web
site: www.verdwenendorpen.nl). Het vijfde en
laatste deel van een serie boeken over dit onder
werp is gewijd aan Zeeland, volgens de auteur de
enige provincie die een apart deel rechtvaardigt.
De 'oogst' is inderdaad groot: 216 verdwenen
nederzettingen.
In het voorwoord wordt hoog van de toren
geblazen: naarmate de regio in kwestie kleiner is,
wordt het desbetreffende boek "met meer enthou
siasme" ontvangen, "zowel door de pers als door
liefhebbers van de regionale geschiedenis. Als
deze lijn wordt doorgezet kan het haast niet
anders of dit boek zal, ondanks mogelijk [sic!]
tekortkomingen, in het Zeeuwse land erg gewaar
deerd worden". De toon is gezet, de recensent
gewaarschuwd.
Na een algemene inleiding volgt een korte intro
ductie op de thematiek van dit deel, waaruit blijkt
dat behalve het verdwijnen ook het krimpen van
dorpen aan bod komt, en dat naast dorpen ook ste
den en buurtschappen aandacht krijgen. Hoofd
stuk 3 geeft een globaal en daardoor weinig op
Zeeland toegesneden overzicht van stormvloeden.
De oudste daarvan zijn weinig relevant, want van
vóór het ontstaan van de dorpen. Die komen, geor
dend naar achtereenvolgens de regio's Schouwen-
Duiveland, Tholen en Sint Philipsland, Noord-
Beveland en Orisant, Zuid-Beveland, Walcheren,
Wulpen c.a. en Zeeuws-Vlaanderen, in even zoveel
hoofdstukken en stuk voor stuk aan de orde. Soms
gebeurt dat summier met maar enkele regels; in
andere gevallen, met meer documentatie, is de
behandeling uitvoeriger maar bepaald niet even
wichtig. Vooral ten aanzien van Walcheren valt
dat op: daar wordt Hoogelande als verdwenen dorp
opgevoerd ("er is nu niets meer van een dorpje te
herkennen"), terwijl Poppekerke als "bijna verdwe
nen" wordt getypeerd. Ook Popkensburg krijgt dat
stempel, terwijl het alleen maar een andere naam
voor Sint Laurens was. En wat te denken van: "Er
zijn in 1530 of 1532 maar ook al eerder zo'n
zeventien dorpen in Noord-Beveland verdronken.
Dit was uiteraard ook het aantal dorpen dat op dat
eiland aanwezig was"? De onevenwichtigheid
wordt nog versterkt doordat de auteur soms uit de
toon valt met een aankondiging als: "Ik wil u
graag even kennis laten maken met enkele inwo
ners uit Agger" of de constatering dat "de Zeeuwen
er een sappig dialect op na houden".
Het lijkt Stulp er vooral om te doen de in
2004 in het boek Sluimerend in slik gepubliceerde
inventarisatie van 117 verdronken kerkdorpen te
verbeteren, en daardoor krijgt zijn inzet snel iets
van de gedrevenheid van een postzegelverzame
laar. In de conclusie komt hij in elk geval tot 30
verdronken buurtschappen, 31 verdwenen "maar
niet (zeker) verdronken nederzettingen", 25 bijna-
verdwenen nederzettingen en zeven toevoegin
gen. Het verschil ten opzichte van de 117 en de
216 in het voorwoord genoemde nederzettingen
blijft onverklaard.
Boekbesprekingen
79