EU
"Zoo ist dat ic bereet ben met goeder hertten te dienen."
Een onbekende brief van een Zeeuwse kapitein van de watergeuzen
Ton de Koning
Het verhaal van de watergeuzen, met als bekendste
feit de verovering van Den Briel op 1 april 1572,
heeft in de loop der eeuwen velen tot de verbeel
ding gesproken. Even googlen op het internet laat
zien dat ook nu nog, bijna vierhonderdvijftig jaar
later,1 het onderwerp zich in een grote belangstel
ling mag verheugen. Er zijn websites die zich uit
sluitend of in het bijzonder met de geschiedenis
van de watergeuzen bezighouden2 en ze blijken,
kennelijk vanwege hun stoere imago, ook naam
gever te zijn van diverse studenten- en duikvereni-
gingen, scoutinggroepen en zelfs kinderdagverblij
ven. Hoewel het erop lijkt dat inmiddels alles wel
over de watergeuzen is gezegd en geschreven,
komen we zo nu en dan nog onbekend materiaal
tegen dat de moeite van het vermelden waard is.
Dit artikel vertelt het verhaal van een brief van
een kapitein van de watergeuzen, die ik enkele
jaren geleden uit de collectie-Van Dijck kon aan
kopen.
J.J.W.R. (Willy) van Dijck werd op 25 november
1892 in Hilversum geboren. Hij volgde een medi
sche studie aan de universiteit te Utrecht, waarna
hij zich in 1919 als huisarts in Eindhoven ves
tigde. Al in zijn studententijd begon hij boeken te
verzamelen, waarbij hij zich concentreerde op
twee verzamelgebieden: autografen en elzeviers.
Na zijn overlijden, in 1975, werd het verzamelen
van de elzeviers door zijn zoon voortgezet. De
collectie kwam in het voorjaar van 2005 bij vei
linghuis Bubb Kuyper in Haarlem onder de
hamer, in mei 2006 gevolgd door een deel van de
verzameling autografen. De toen uitgegeven vei
lingcatalogus telde 444 kavels, met voor elk wat
wils op het gebied van kunst, muziek, literatuur,
geschiedenis, medicijnen en wetenschap.3
Al bladerend door het grote aanbod van brie
ven, manuscripten en documenten viel mijn oog
op het volgende lot: "Janssen, D. (16th cent.).
AUTOGRAPH LETTER SIGNED 'Den al uwen
Capitteyn David Janssen wat ik vermach', to
'Eersame ende discreten heer den abassadeur
van skonincx maiesteyt', dated 'Laus deo anno
1573 stilo anglie den 29 Januario in doeveren',
pen and ink, 1 fold, leaf, 2 p. (inch address)."
Vervolgens werd een aantal passages uit de
brief geciteerd, waaronder: nu annopende
vanden dienst die uwer eeren my te voren leydt
ben ik wel vanden sinne te bedienen indien ic
myn pardoen mach hebben ende dat sonder
fraude mits ic bevinde in my selven dat ic mynen
coninc niet getrouwelyc gedient hebbe ende
ic wil my vermeten meer uit te rechten dan den
besten capitteyn die te water soude mogen comen
onder uwe vlote (...)."4
Bij het lezen van deze regels begon mijn hart
sneller te kloppen, want het had er alle schijn van
dat we hier te maken hadden met een brief van
een kapitein van de watergeuzen! Brieven van
watergeuzen zijn uiterst zeldzaam. Dit exemplaar
zou dan ook een welkome aanvulling zijn op mijn
collectie brieven, pamfletten, prenten e.d. over de
Opstand in de Nederlanden tijdens het bewind
van Filips II (1555-1581).5 Gelukkig had ik thuis
de dissertatie van J.C.A. de Meij, De watergeuzen
en de Nederlanden 1568-1572, in de kast staan en
inderdaad trof ik daarin de uit Vlissingen afkom
stige David Jansz. aan in een lijst van watergeu-
zenkapiteins.6
Omdat ik niet in de gelegenheid was de vei
ling te bezoeken, bracht ik een schriftelijk bod
uit, in de hoop dat het voldoende zou zijn om de
brief voor mijn verzameling te verwerven. De
vreugde was dan ook groot toen na afloop van de
veiling bleek dat het kavel voor een alleszins
redelijke prijs aan mij was toegeslagen.
Nader onderzoek naar schrijver, inhoud en
achtergrond van de brief bracht een aantal ver
rassende bijzonderheden aan het licht. Maar
voordat we ons daarin verdiepen, kijken we eerst
nog eens naar de watergeuzen zelf. Wat waren
het voor mannen, en welke rol speelden zij in de
opstand tegen Spanje?
De watergeuzen7
In de Tachtigjarige Oorlog speelde van meet af
aan het water een belangrijke rol. Nadat Willem
van Oranje's broer Lodewijk van Nassau op 23
Brief van een Zeeuwse kaperkapitein
43