PR
De voormalige zeilklipper Avontuur, na de oorlog op de voorhaven van de Dintel. Net achter de bolders op het voorschip is de as van
de zijschroef zichtbaar. De knecht staat op het voordek om de zijschroef te bedienen. Foto coll. fam. Neef.
rust met een zijschroef, gebruikten vaak het
zwaard aan bakboord. Men liet tijdens de vaart
op de zijschroef het zwaard een stukje zakken om
de drift ten gevolge van de zijschroef op te hef
fen. Dit is ook de reden dat met zijschroef uitge
ruste zeilschepen na het verwijderen van het zeil
tuig het bakboordzwaard meestal in ere hielden.
Met een beetje 'trimmen', door het zwaard hoger
of lager te trekken, kon het schip keurig rechtuit
lopen.
Bij vertrek van bakboordswal moest de kop
een eind uit de wal geduwd worden voordat men
kon vertrekken. Vooral wanneer het stevig
waaide kon het soms bijna onmogelijk zijn weg te
komen. Het schip wilde altijd bakboorduit gaan
en draaien over bakboord was dan ook geen pro
bleem, maar over stuurboord kreeg je het schip
niet rond. Bij een zijschroef met keerkoppeling
kon men van vooruit-/achteruitslaan gebruik
maken als men wilde keren of een bocht om
wilde.
Thans zijn er in Nederland nog tien historische
schepen uitgerust met werkende zijschroeven,
helaas geen enkele in Zeeland.
Herft: bergplaats overdwars van bakboord naar stuur
boord onder de meestal houten luiken.
Kattensporen: verticale versterkingen op de bodem,
onderin het schip, van bakboord naar stuurboord. Deze
zijn 15 tot 20 cm hoog. Op deze kattensporen ligt de
'vloer' van het ruim.
Bronnen
Han en Agnes Visser, Zwolle.
A.R. Koppejan en D.L.A. Helmich, Een veger wind.
De geschiedenis van vier Zeeuwse klippers,
Middelburg/'s-Heer Arendskerke 2011.
Zijschroef
89